MH1-doel van een tekst + poëzie

1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesprogramma
  • Herhaling tekstdoelen.
  • Pauze
  • Poëzie

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen van vandaag
  • Je weet wat wordt bedoeld met het doel van een tekst
  • Je kunt het doel van een tekst herkennen
  • Je kunt voor ieder doel voorbeelden noemen van  tekstsoorten
  • Je hebt je eerste gedicht vandaag geschreven

Slide 3 - Diapositive

wat weet jij nog over...

Slide 4 - Diapositive

Lees de tekst.

Slide 5 - Diapositive

Wat is het
doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren

Slide 6 - Quiz

Leg uit waarom dit een amuserende tekst is.

Slide 7 - Question ouverte

Lees de tekst.

Slide 8 - Diapositive

Wat is het doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren

Slide 9 - Quiz

Wat kun je van deze informatie leren?

Slide 10 - Question ouverte


Je gaat een kast van de IKEA in elkaar zetten. Hiervoor gebruik je de gebruiksaanwijzing. Welk tekstdoel hoort bij deze tekstsoort?
A
Amuseren
B
Instrueren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 11 - Quiz

Bij welk tekstdoel hoort een recept?
A
Iets leren of uitleggen (instrueren).
B
Een mening geven.
C
Iets laten doen (activeren).
D
Vermaken.

Slide 12 - Quiz


Welk tekstdoel?

A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen/activeren
D
amuseren

Slide 13 - Quiz

Welke tekstdoelen en tekstsoorten horen bij elkaar?
Stripverhaal
Recept 
Uitnodiging voor een feest
Krantenbericht
Recensie (bespreking van een film/boek)
Amuseren
Instrueren
Informeren
Activeren
Overtuigen

Slide 14 - Question de remorquage


Welk tekstdoel?

A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen/activeren
D
amuseren

Slide 15 - Quiz


Welk tekstdoel?

A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen/activeren
D
amuseren

Slide 16 - Quiz


Welk tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen/activeren
D
amuseren

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

timer
5:00

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Dit gedicht vind ik...
Heel leuk
Wel grappig
Stom
Iets anders

Slide 22 - Sondage

Wat weet je tot nu toe over poëzie?

Slide 23 - Carte mentale

Slide 24 - Vidéo

Wat wist je nog niet en weet je nu wel na het kijken van het filmpje?

Slide 25 - Carte mentale

Welke rijmvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 26 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 27 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 28 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 29 - Quiz

Wat houdt eindrijm in?

Slide 30 - Question ouverte

Voor eindrijm zijn er verschillende rijmschema's
Voorbeelden zijn:

Gepaard rijm:  AABB
Gekruist rijm: ABAB
Omarmend rijm: ABBA
Gebroken rijm: ABCB

Slide 31 - Diapositive

Welke rijmschema heeft dit gedicht?
A
AABB
B
ABAB
C
ABBA
D
ABCB

Slide 32 - Quiz

Rijm is een extra muziekaal stukje van taal
Eens
Oneens

Slide 33 - Sondage

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 34 - Quiz

Wat houdt enjambement in?

Slide 35 - Question ouverte

dit dus!

Slide 36 - Diapositive

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 37 - Quiz

In het vormgedicht is de vorm van groot belang voor de inhoud.
De inhoud van dit gedicht wordt door de vorm ervan uitgebeeld.
Dus als ik een gedicht schrijf in de vorm va een giraffe, dan moet het gedicht ook over een giraffe gaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht

Slide 39 - Quiz

Wat houdt alliteratie in?

Slide 40 - Question ouverte

dit dus!

Slide 41 - Diapositive

Moet een gedicht altijd rijmen?
A
Ja
B
Nee

Slide 42 - Quiz

In de Middeleeuwen rijmden gedichten omdat niet iedereen pen en papier had en een gedicht op rijm makkelijker te onthouden was.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quiz

Wat moet je doen bij het voordragen van een gedicht?

Slide 44 - Question ouverte

Zoals dansen mooi wandelen is,
is poëzie mooi denken
Eens
Oneens

Slide 45 - Sondage

OPDRACHT
Jij gaat een gedicht schrijven.
Daar doe je een paar lessen over.
  1. je gaat naar buiten en je kijkt om je heen. Wat zie je? Kies een moment/situatie. 
  2. schrijf deze op. Denk aan: mussen op een korte tak of de wolken achter de flat.
  1. Bedenk een korte zin van maximaal 7 lettergrepen.
  2. Neem mee naar de volgende les over poëzie (9 juni)

Slide 46 - Diapositive