Disk woordenschat thema 13
1 / 43
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
De of het:
begrip
begrip
A
de
B
het
Slide 2 - Quiz
De of het:
bezigheid
bezigheid
A
de
B
het
Slide 3 - Quiz
De of het:
conditie
conditie
A
de
B
het
Slide 4 - Quiz
De of het:
gebrek
gebrek
A
de
B
het
Slide 5 - Quiz
De of het:
geheim
geheim
A
de
B
het
Slide 6 - Quiz
De of het:
gevolg
gevolg
A
de
B
het
Slide 7 - Quiz
De of het:
handschoen
handschoen
A
de
B
het
Slide 8 - Quiz
De of het:
jas
jas
A
de
B
het
Slide 9 - Quiz
De of het:
kritiek
kritiek
A
de
B
het
Slide 10 - Quiz
De of het:
lichaam
lichaam
A
de
B
het
Slide 11 - Quiz
De of het:
pleister
pleister
A
de
B
het
Slide 12 - Quiz
De of het:
schat
schat
A
de
B
het
Slide 13 - Quiz
De of het:
sjaal
sjaal
A
de
B
het
Slide 14 - Quiz
De of het:
vriendschap
vriendschap
A
de
B
het
Slide 15 - Quiz
De of het:
wond
wond
A
de
B
het
Slide 16 - Quiz
De of het:
zieke
zieke
A
de
B
het
Slide 17 - Quiz
De of het:
zon
zon
A
de
B
het
Slide 18 - Quiz
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: de vriendschap
Slide 19 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: de pleister
Slide 20 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: het lichaam
Slide 21 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: de kritiek
Slide 22 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: de handschoen
Slide 23 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: het gevolg
Slide 24 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: het geheim
Slide 25 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: het gebrek
Slide 26 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: de conditie
Slide 27 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: de bezigheid
Slide 28 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: het begrip
Slide 29 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: de wond
Slide 30 - Question ouverte
Schrijf het meervoud (met lidwoord) van: de zon
Slide 31 - Question ouverte
Schrijf het werkwoord:
Het meisje ... de hele dag. (babbelen)
Het meisje ... de hele dag. (babbelen)
Slide 32 - Question ouverte
Schrijf het werkwoord:
Jan ... zijn brood met zijn zusje. (delen)
Jan ... zijn brood met zijn zusje. (delen)
Slide 33 - Question ouverte
Schrijf het werkwoord:
Wij ... elkaar elke dag. (ontmoeten)
Wij ... elkaar elke dag. (ontmoeten)
Slide 34 - Question ouverte
Schrijf het werkwoord:
Ik ... om daar heen te gaan. (weigeren)
Ik ... om daar heen te gaan. (weigeren)
Slide 35 - Question ouverte
Welk woord past in de zin?
Ik heb geen vrienden. Ik voel me ...
Ik heb geen vrienden. Ik voel me ...
A
ontzettend
B
eenzaam
C
vochtig
D
gezamenlijk
Slide 36 - Quiz
Welk woord past in de zin?
De tafel is een ... . Wil jij hem droogmaken?
De tafel is een ... . Wil jij hem droogmaken?
A
schat
B
eenzaam
C
vochtig
D
nauwelijks
Slide 37 - Quiz
Welk woord past in de zin?
Sonja is een ... . Ze helpt iedereen altijd.
Sonja is een ... . Ze helpt iedereen altijd.
A
schat
B
eenzaam
C
vochtig
D
nauwelijks
Slide 38 - Quiz
Welk woord past in de zin?
Soufian en Soraya hebben een ... leuke vakantie gehad.
Soufian en Soraya hebben een ... leuke vakantie gehad.
A
nauwelijks
B
ontzettend
C
vreemd
D
aanpassen
Slide 39 - Quiz
Welk woord past in de zin?
Die man heeft blauw haar. Dat is ...!
Die man heeft blauw haar. Dat is ...!
A
nauwelijks
B
ontzettend
C
vreemd
D
aanpassen
Slide 40 - Quiz
Welk woord past in de zin?
Het regent. Nu kunnen we niet naar buiten. We moeten ons plan ...
Het regent. Nu kunnen we niet naar buiten. We moeten ons plan ...
A
nauwelijks
B
ontzettend
C
vreemd
D
aanpassen
Slide 41 - Quiz
Welk woord past in de zin?
Fatima heeft ... vrienden. Daarom wordt ze liid van een club.
Fatima heeft ... vrienden. Daarom wordt ze liid van een club.
A
nauwelijks
B
ontzettend
C
vreemd
D
aanpassen
Slide 42 - Quiz
Welk woord past in de zin?
Laten we ... ons huiswerk maken.
Laten we ... ons huiswerk maken.
A
nauwelijks
B
aanpassen
C
gezamenlijk
D
ontzettend
