2M1 HH les H1

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Terugblikken
- Vorige lessen

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhaling Hoofdstuk 1

Slide 3 - Diapositive

Hoe gaan we dat doen?

- Uitleg + checkopdrachten

Slide 4 - Diapositive

Waar moesten we extra op letten?
- Goed lezen van de opdracht;
- Gebruik maken van de formules;
- Afronden op 1 of 2 decimalen.   

Slide 5 - Diapositive

Huishouden en gezin
Wat is het verschil?

Huishouden kan al vanaf 1 persoon.
Gezin is vanaf 2 of meer.

Slide 6 - Diapositive

Directe en indirecte ruil
Directe ruil: Ruil zonder gebruik te maken van geld. Voorbeeld:

Indirecte ruil: Ruil door gebruik te maken van geld. Voorbeeld:

Slide 7 - Diapositive

Goederen en diensten
Goederen zijn tastbaar.

Diensten zijn niet tastbaar.

Voorbeeld: 

Slide 8 - Diapositive

3 functies van geld
  1. Ruilmiddel
  2. Spaarmiddel
  3. Rekenmiddel

Slide 9 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een huishouden en een gezin?

Slide 10 - Question ouverte

Geef een voorbeeld van indirecte ruil.

Slide 11 - Question ouverte

Geef een voorbeeld van goederen en geef een voorbeeld van een dienst.

Slide 12 - Question ouverte

Benoem de 3 functies van geld.

Slide 13 - Question ouverte

Formules
  1. Gemiddelde;
  2. Weekbedrag;
  3. Maandbedrag.

Slide 14 - Diapositive

4 leerlingen krijgen zakgeld.
Ze krijgen €8,50, €11, € 13 en €15.
Bereken het gemiddelde.
F
Alle getallen bij elkaar / aantal getallen= gemiddelde

Slide 15 - Question ouverte

Thomas verdient €1.300 per maand.
Bereken hoeveel Thomas per week verdient.
F
(Maandbedrag x 12) / 52 =  weekbedrag

Slide 16 - Question ouverte

Safa verdient €65 per week.
Bereken hoeveel Safa per maand verdient.
F
(Weekbedrag x 52) / 12 = Maandbedrag

Slide 17 - Question ouverte

Afronden
Geld op 2 decimalen. €3,19
Procenten op 1 decimaal. 8,5%

0,1,2,3,4                Voorbeeld €3,186

5,6,7,8,9               Voorbeeld 8,54%

Slide 18 - Diapositive

Uitkering
Een uitkering is een inkomen vanuit de overheid.

Bijvoorbeeld kinderbijslag of AOW.

Slide 19 - Diapositive

Rond de volgende bedragen juist af.
€10,453 €93,536 €64,654 28,64%

Slide 20 - Question ouverte

Wat is een uitkering?

Slide 21 - Question ouverte

Zijn er nog vragen?

Slide 22 - Diapositive

Afsluiten

Slide 23 - Diapositive