Alle (werkwoord)spelling lj 1 t/m 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1-3

Werkwoordspelling

Nog even oefenen!

Per vraag 10 seconden denktijd!In totaal 25 vragen

Afgelopen weken ... we veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Bij het mentorgesprek ___ de leraar Hannah met zittenblijven als haar cijfers niet verbeteren.

1. confronteren
2. confronteerde
3. confronteerden
4. confronteer

Het ... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurdde
3. gebeurdt
4. gebeurt

Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....

1. uithoud
2. uithout
3. uithoudt

Zij beoordeel.... de gebeurtenis niet erg objectief.

1. beoordeeld
2. beoordeelt
3. beoordeeldt

Onze leraar ….. iedere dag naar school.

1. joggt
2. joggd
3. jogt
4. jogd

Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?

1. Word
2. Wort
3. Wordt

Ik ben in 2009 verhui.... naar Amsterdam.

1. verhuisd
2. verhuist
3. verhuisdt

Beantwoor.... hij de post altijd zo laat?

1. Beantwoorde
2. Beantwoordde
3. Beantwoordden

Bran.... je handen niet aan die hete pan!

1. brand
2. brant
3. brandt

Vin... je leraar het goed dat je met je iPhone speelt tijdens de les?

1. Vind
2. Vint
3. Vindt

In welke zin is de persoonsvorm goed gespeld?

1. Tante Joke verstaptte zich tijdens het traplopen.
2. Joris deelde mijn mening niet.
3. Anne promoote haar zelfgemaakte cd´s.
4. Ik vergrote mijn kans op het kampioenschap.

Hij heeft al eerder op de circuit gerac.... in deze nieuwe auto van Porsche.

1. geracet
2. geraced
3. geract

De vergro.... foto's laten de oorzaak van het ongeluk duidelijk zien.

1. vergrote
2. vergrootte
3. vergrootten

Als je hem ondervraag..., moet je hem recht aankijken.

1. ondervraagd
2. ondervraagt
3. ondervraagdt

De wedstrijden ontaar.... in een schoppartij waarna deze gestaakt werden.

1. ontaarde
2. ontaardden
3. ontaarden
4. ontaardde

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente

(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?

1. word
2. wordt

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën

1. barbecuedde
2. barbecuede
3. barbecuete
4. barbecuette

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten

1. deletet
2. delet

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje (skaten)

1. skatet
2. skate
3. skated

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie (racen)

1. raceten
2. racetten
3. raceden

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes op de juiste manier: Ik ... (vinden) dat hij eerlijk moet zijn.

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes op de juiste manier: De jongens ... (stoten) gisteren de vaas van de tafel.

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes op de juiste manier: De behoefte om een sigaret te roken ... (verminderen) met een nicotinepleister.

Succes met de toets!