De resultatenrekening

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is omzet
A
De opbrengst van de verkopen
B
De inkoop van de verkopen
C
De brutowinst
D
De nettowinst

Slide 2 - Quiz

Omzet:
De opbrengst van je verkopen

Formule: 
Afzet   x  verkoopprijs

Slide 3 - Diapositive

Hoe bereken je de brutowinst?
A
Inkoopwaarde omzet min omzet
B
Omzet - bedrijfskosten
C
Omzet - inkoopwaarde omzet - bedrijfskosten
D
Omzet - inkoopwaarde omzet

Slide 4 - Quiz

Brutowinst
Omzet - inkoopwaarde van de omzet

Slide 5 - Diapositive

Hoe bereken je de nettowinst?
A
Omzet - brutowinst
B
Omzet - inkoopwaarde omzet - bedrijfskosten
C
Inkoopwaarde omzet - bedrijfskosten
D
Omzet - bedrijfskosten

Slide 6 - Quiz

Nettowinst
Omzet - inkoopwaarde van de omzet - bedrijfskosten

Slide 7 - Diapositive

Bereken de brutowinst
Pieter heeft broodjes kroket verkocht in de kantine.
Hij heeft 30 bolletjes ingekocht voor € 0,10 per stuk
Hij heeft 30 kroketten ingekocht voor € 1,00 per stuk
Ook heeft hij een fles mosterd gekocht voor 2,20
Aan het eind van de pauze heeft hij alles verkocht.
Voor een broodje kroket rekende hij € 2,10 (mosterd is gratis)

Slide 8 - Diapositive

Pieter heeft broodjes kroket verkocht in de kantine.
Hij heeft 30 bolletjes ingekocht voor € 0,10 per stuk
Hij heeft 30 kroketten ingekocht voor € 1,00 per stuk
Ook heeft hij een fles mosterd gekocht voor 2,20
Aan het eind van de pauze heeft hij alles verkocht.
Voor een broodje kroket rekende hij € 2,10 (mosterd is gratis)

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Bereken de nettowinst
Met de mevrouw van de kantine heeft Pieter afgesproken dat hij een bedrag van € 7,50 moet betalen voor het gebruik van de apparatuur in de kantine.
Zijn vriend Ab krijgt € 7,50 voor de hulp die hij geboden heeft

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Wat is een resultatenrekening
Overzicht van kosten en opbrengsten van een bedrijf
In een bepaalde periode (jaar/kwartaal/maand)

Slide 13 - Diapositive

Resultatenrekening
  •  De kosten staan aan de linkerkant
  • De opbrengsten staan aan de rechterkant
  • Het totaalbedrag aan de linkerkant is gelijk aan het totaalbedrag aan de rechterkant van de resultatenrekening

Slide 14 - Diapositive

Wat voor kosten heeft een bedrijf?

Slide 15 - Question ouverte

Kosten
  • Inkoopwaarde van de omzet
  • Huur
  • Energiekosten
  • Verzendkosten
  • Bezorgkosten
  • ...... 

Slide 16 - Diapositive

Opbrengsten
  • Omzet 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Nettowinst
  •  De nettowinst kun je bepalen door de inkoopwaarde van de omzet en de bedrijfskosten samen af te trekken van de opbrengsten
  • Het bedrag van de nettowinst vul je in aan de linkerkant van de resultatenrekening
  • Nu is deze weer in evenwicht

Slide 19 - Diapositive

Bepalen van de nettowinst
Nettowinst =

   Omzet                                                   €  1.956,00
- Totaal van de inkopen                 - €  1.168,00
- Bedrijfskosten                                - €     291,56
Nettowinst =                                         €     496,44



Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Nettowinst
ÓF

Totaal van de opbrengsten - totaal van de kosten 
(op de resultatenrekening) 

Slide 22 - Diapositive