GRAMMATICA

Grammatica A2/B1
Mevrouw Boonen
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2BasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Grammatica A2/B1
Mevrouw Boonen

Slide 1 - Diapositive

Wat ga je doen?
We gaan verschillende onderdelen oefenen van grammatica:

- De persoonsvorm uit een zin halen;
- Het onderwerp uit een zin halen;
- Een zin verdelen in zinsdelen;
- Een samengestelde zin maken (en, maar, want, omdat, terwijl, ...);
- Een zin met "die" of "dat" maken;
- Een voltooid deelwoord in een zin kunnen schrijven;

Slide 2 - Diapositive

Waarom ga je dit oefenen?
Zodat je goede zinnen kunt maken

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm
Kijk eerst naar het filmpje. Maak daarna de opdracht.
Lees de zinnen en schrijf de persoonsvorm op.
LET OP! Bij een samengestelde zin staan altijd twee persoonsvormen in de zin!
Bijvoorbeeld: Ik blijf vandaag thuis, want ik voel me niet lekker.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Een aantal mannen heeft voor mijn zieke broer een boomhut gebouwd.

Slide 6 - Question ouverte

Achteraf bleek dit een heel lieve hond te zijn.

Slide 7 - Question ouverte

Pieter is nooit een fijne leerling geweest, omdat hij slecht luisterde.

Slide 8 - Question ouverte

Volgens de minister moeten we goed afstand houden van elkaar.

Slide 9 - Question ouverte

Onderwerp
Kijk eerst het filmpje. Maak daarna de opdracht.
Lees de zinnen en schrijf het onderwerp op.
LET OP! Bij een samengestelde zin staan altijd twee onderwerpen in de zin!
Bijvoorbeeld: Ik blijf vandaag thuis, want ik voel me niet lekker.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Rosa is altijd behulpzaam gebleven.

Slide 12 - Question ouverte

Theo is docent in Amsterdam en hij vindt dat ontzettend leuk.

Slide 13 - Question ouverte

Vindt Fadi mijn idee weer niet goed?

Slide 14 - Question ouverte

Een aantal klanten ging in die lange rij staan.

Slide 15 - Question ouverte

Zinsdelen
Kijk eerst naar het filmpje. Maak dan de opdrachten.
Je krijgt eerst twee meerkeuzevragen.
Daarna oefen je online met het verdelen van zinnen in zinsdelen. 
Klik op de plek waar volgens jou een streep moet staan. 
Bijvoorbeeld: De kat van mijn tante/ is / eergisteren/ in het bos/ verdwenen.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Heeft Ahmed voor jullie alsnog een schilderij gemaakt?
A
Deze zin heeft 5 zinsdelen
B
Deze zin heeft 6 zinsdelen
C
Deze zin heeft 4 zinsdelen
D
Deze zin heeft 7 zinsdelen

Slide 18 - Quiz

Van wie heb je die mooie boeken gekregen?
A
Deze zin heeft 5 zinsdelen.
B
Deze zin heeft 6 zinsdelen.
C
Deze zin heeft 4 zinsdelen.
D
Deze zin heeft 7 zinsdelen.

Slide 19 - Quiz

Voegwoorden
Kijk naar het filmpje. Maak daarna de opdrachten.
Je krijgt elke keer twee zinnen.
Maak daar 1 zin van door een voegwoord te gebruiken. 
Schrijf de hele zin!!! correct op, met hoofdletters en leestekens.
Er zijn meerdere antwoorden goed, er wordt wel 1 antwoord gegeven waar op gecontroleerd wordt.

Slide 20 - Diapositive

0

Slide 21 - Vidéo

Het regent. De zon schijnt ook.

Slide 22 - Question ouverte

Ik moet rennen. Mijn bus vertrekt bijna.

Slide 23 - Question ouverte

Zullen we gaan wandelen? Heb je geen tijd?

Slide 24 - Question ouverte

Wat is het beste voegwoord?
Hij zingt. Hij staat onder de douche.
A
Hij zingt, terwijl hij onder de douche staat.
B
Hij zingt of hij staat onder de douche.
C
Hij zingt, omdat hij onder de douche staat.
D
Hij zingt, omdat hij onder de douche staat.

Slide 25 - Quiz

Welk antwoord is goed?
Lees goed alle antwoorden!
A
Ik heb geen geld bij me, dus ik kan niks kopen.
B
Ik heb geen geld bij me, daardoor kan ik niks kopen.
C
Ik heb geen geld bij me, maar ik kan niks kopen.
D
Ik heb geen geld bij me, of ik kan niks kopen.

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Lien

Die of dat
Wil je extra uitleg?
Op de volgende dia zie je een instructiefilmpje.
Je ziet 5 zinnen. 
Kies uit die/dat. 
Schrijf het op bij de volgende dia.

Slide 28 - Diapositive

0

Slide 29 - Vidéo

Zelf oefenen (volgende dia)
1. Daar rijdt de auto ........ vroeger van mij was.
2. Ik ken een meisje ....... in de buurt van Utrecht woont.
3. Ken jij een jongen ...... in Turkije is geboren?
4. De klok ........ in de kantine hangt, staat een beetje voor.
5. Kijk, daar zie je het raam ......... kapot is.
Uitleg
Kies uit welk woord op de puntjes moet staan. Kies uit die of dat. 
Schrijf de antwoorden op de volgende dia. Je hoeft alleen het woord op te schrijven! Doe het zo:
1. ....
2. ...., enzovoorts.

Slide 30 - Diapositive

Schrijf hier de antwoorden op
(alleen die of dat)

Slide 31 - Question ouverte

Voltooid deelwoord
Kijk naar de filmpjes. Maak daarna de opdrachten.
Lees de zinnen en schrijf de hele zin op met het voltooid deelwoord.
Denk goed aan 't kofschip.
Je krijgt nu alleen zwakke werkwoorden, kies uit een T of een D op het eind.

Slide 32 - Diapositive

0

Slide 33 - Vidéo

0

Slide 34 - Vidéo

Ik heb vandaag een heel stuk .... (fietsen)

Slide 35 - Question ouverte

Hij heeft naar de koning.... (zwaaien)

Slide 36 - Question ouverte

Wij hebben het ..... (vertellen)

Slide 37 - Question ouverte

Zij heeft de hele dag .... (mopperen)

Slide 38 - Question ouverte

Slide 39 - Lien

Einde
Goed gewerkt!

Slide 40 - Diapositive