10.8 Orgaandonaties

Welkom

Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Tas van tafel
Laptop + Binas pakken
Ga in deze Lesson-Up

Slide 1 - Diapositive

Planning

Slide 2 - Diapositive

Deze les:
- Terugblik vorige les, bespreken hw
- Uitleg LessonUp met leerdoelen 10.8
- Zelfstandig werken aan leerdoelen

Slide 3 - Diapositive

Bloeddonatie
  • Belangrijk onderdeel bij donorschap
  • Donaties nodig bij veel bloedverlies

Leerdoelen:
Je kunt verklaren welke bloedtransfusies er mogelijk zijn bij bepaalde bloedgroepen
Je weet hoe en welke gevaren er tijdens de zwangerschap kunnen ontstaan met moeder/baby met andere bloedgroepen

Slide 4 - Diapositive

Bloedtransfusie is het toedienen krijgen van andermans bloedcellen / bloedplasma
De ziekte / aandoening bepaalt welke onderdelen nodig zijn

Slide 5 - Diapositive

Mensen die leiden aan bloedarmoede hebben vaak last van hoofdpijn, vermoeidheid en spierpijn. Dit heeft te maken met het feit dat zij zuurstof niet goed door hun lichaam kunnen krijgen. Wat hebben mensen die bloedarmoede hebben nodig qua bloedtransfusie?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 6 - Quiz

De Russische Tsarenfamilie Romanov leidde aan hemofilie. Dit houdt in dat er bij een inwendige of uitwendige bloeding er niet of nauwelijks bloedstolling optreedt vanwege de absentie van stollingsfactoren.
Wat had de Romanov familie nodig gehad qua bloedtransfusie?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma

Slide 7 - Quiz

Verdeling bloedgroepen over de wereld
De bloedgroep wordt erfelijk bepaald met allelen iA iB en i

Je geeft de informatie over de bloedgroep (rode bloedcel) door aan je kinderen via de genen


Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Je hebt bloedgroep A.
a) Welke antigenen heb je op je rode bloedcel?
b) Welke antistoffen heb je in je plasma?
c) Welke antigenen kun je dus niet ontvangen?
d) Van welke bloedgroepen kun je wel rode bloedcellen ontvangen?
e) Van welke bloedgroepen kun je plasma ontvangen?

Slide 10 - Question ouverte

Verkeerde bloedtransfusie
Wordt er toch de verkeerde bloedgroep gedoneerd, dan zullen de gedoneerde bloedcellen worden opgeruimd door de afweer.

Antistoffen prikken de rode bloedcellen lek. Ook zal het gedoneerde bloed gaan stollen, wat kan leiden tot tromboses.

Wat kan er uiteindelijk gebeuren bij een verkeerde donatie?

Slide 11 - Diapositive

Opdracht
Neem het schema over en vul het in met behulp van de bron hiernaast
timer
6:00000

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 14 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 15 - Quiz

Bloedgroep O is een geweldige bloeddonor, hij kan aan iedereen doneren omdat:
A
hij geen antistoffen heeft
B
hij geen antigenen heeft

Slide 16 - Quiz

Rhesus factor
= antigen op een rode bloedcel 

Rhesus positief (Rh+) heeft wel de rhesusfactor. 

Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen rhesus.



Slide 17 - Diapositive

Iemand heeft resus-positief (Rh+) bloed.
Welk antigeen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcellen?
Kan hij resus-antistof maken?
A
wel resus-antigeen wel resus-antistof
B
wel resus-antigeen geen resus-antistof
C
geen resus-antigeen wel resus-antistof
D
geen resus-antigeen geen resus-antistof

Slide 18 - Quiz

Antistoffen tegen Rhesus+ antigeen worden alleen aangemaakt door mensen met Rhesus- bloed, nadat ze een keer Rhesus+ antigeen in hun lichaam hebben gekregen .

Een bloedtransfusie gaat fout waardoor per ongeluk bloedgroep B+ wordt toegediend aan iemand met bloedgroep B-. Wat voor vorm van immunisatie zal optreden in de persoon die het bloed ontvangt?

A
Actieve natuurlijke immunisatie
B
Actieve kunstmatige immunisatie
C
Passieve natuurlijke immunisatie
D
Passieve kunstmatige immunisatie

Slide 19 - Quiz

Moeder en baby
Antistoffen tegen antigeen A en B
zijn niet van het type IgG 
en kunnen daarom niet door de placenta heen van moeder naar kind

Antistoffen tegen het rhesuseiwit 
zijn wel van het type IgG 
en kunnen daarom wel door de placenta heen van moeder naar kind

Slide 20 - Diapositive

Rhesus factor en zwangerschap


Leg uit wat er hiernaast in de afbeelding gebeurt

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Lien

Een resusbaby ontstaat als de moeder Rh- is en na een besmetting (bv. bij een eerdere bevalling) resusantistoffen heeft gemaakt. Deze antistoffen komen in het bloed van een volgend kind dat Rh+ is. De antistoffen breken het bloed van het kind af.
Op welke manier kan antistofvorming door de moeder, direct na de geboorte, worden tegen gegaan?
A
De moeder voor de geboorte vaccineren met een resusantigeen.
B
De moeder direct na de geboorte inspuiten met stoffen die antistof aanmaken tegengaan
C
De moeder tijdens de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
D
De moeder voor de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.

Slide 23 - Quiz

Orgaandonatie
  • Orgaanafstoting
  • Afweerremmers

Je kunt uitleggen hoe orgaandonaties werken en welke voorwaarden hierbij moeten worden gehaald.




Slide 24 - Diapositive

Orgaandonaties
Sommige ziektes zijn niet te genezen. Deze worden chronisch genoemd.

Het verkrijgen van een donororgaan kan soms een oplossing geven.

Slide 25 - Diapositive

Een bepaald type diabetes kan worden genezen door het verkrijgen van een nieuw orgaan.
- Welk type diabetes?
- Welk soort orgaan?
A
Diabetes type I Lever
B
Diabetes type I Alvleesklier
C
Diabetes type II Lever
D
Diabetes type II Alvleesklier

Slide 26 - Quiz

Een match
Bij een match lijken de antigenen van de donor dusdanig veel op de antigenen van de ontvanger, dat het ontvangen orgaan niet (meteen) zal worden afgestoten. 

Slide 27 - Diapositive

Beredeneer wie de beste match zou zijn als het aankomt op het verkrijgen van een donororgaan
A
Vader / moeder
B
Opa / oma
C
Neef / nicht
D
Broer / zus

Slide 28 - Quiz

Wanneer schakel je de afweer uit?

Slide 29 - Diapositive

Benoem een voordeel en een nadeel van het gebruik van afweerremmers.

Slide 30 - Question ouverte

De meeste orgaandonaties komen vanuit overleden personen (hoe jonger hoe beter). Er zijn ook bepaalde organen die van uit een levend persoon gedoneerd kunnen worden. Welke?

Slide 31 - Question ouverte

Zou je zelf donor willen worden? (als je 18 bent)
A
Ja
B
Nee
C
Dat weet ik nog niet

Slide 32 - Quiz

Huiswerk
Maak de toetsvragen van 10.8

Samenvatten deze LessonUp
Let op: Dinsdag studiedag, zelfstandig doornemen hst 3

Slide 33 - Diapositive