Het werkwoord 'llamarse' is een wederkerend werkwoord. Zo een ww kun je herkennen aan de 'SE' achter het woord. Denk hierbij aan het NL - ik was mij, jij wast jou, etc.
'SE' haal je van het ww af en plaats je helemaal naar voren en zet je in de persoon waarin je wil praten. Vervolgens ga je de stam maken door ar/er/ir van het woord af te halen. Het enige wat je dan nog hoeft te doen is het ww in de juiste persoon te zetten door er de juiste uitgang aan vast te plakken.
Opdracht 1 Invulopdr - met ww peinarse (zelfde vervoegingen als bij llamarse)
Opdracht 3 Zoek de uitdaging en leer meer over wederkerende werkwoorden!!
Slide 12 - Diapositive
REGELMATIGE WERWERKOORDEN VERVOEGEN
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Regels regelmatige ww AR, ER, IR:
Bij ww op -AR (ER of IR) haal je de -AR (ER of IR) van het werkwoord af , zodat de stam overblijft:
bv HABLAR > HABL, COMER > COM, VIVIR > VIV.
Daarachter zet je dan de vervoeging van de persoonsvorm bij. Dus bij Yo > O, bij Tú > -AS of ES, bij él/ella usted > -A, E etcetera.
Slide 15 - Diapositive
Regels regelmatige ww AR, ER, IR:
Bij ww op -AR zit in de vervoeging altijd een A behalve bij YO
Bij ww op -ER zit in de vervoeging altijd een E behalve bij YO
Bij ww op -IR zit in de vervoeging ook een E, behalve bij nosotros (viv)imos) en vosotros (viv(ís) én natuurlijk bij YO
Het accent bij de vervoeging van vosotros staat :
op de A (-ar) >> Habláis
op de E (-er) >> Coméis
op de I (-ir) >> vivís
Slide 16 - Diapositive
Regelmatige werkwoorden
- AR -ER -IR
bailar comer vivir
(yo) bailo como vivo
(tú) bailas comes vives
(él, ella, usted, ..) baila come vive
(nosotros/-as) bailamos comemos vivimos
(vosotros/-as) bailáis coméis vivís
(ellos, ellas, ustedes, ..) bailan comen viven
Slide 17 - Diapositive
Regelmatige ww op -ar
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.
Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.
Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.
Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).