Verhaaltijd

Goedemorgen allemaal
Pak je schrift er vast bij.
Neem deel aan de les.
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen allemaal
Pak je schrift er vast bij.
Neem deel aan de les.

Slide 1 - Diapositive

programma vandaag


Voorbereiding opdracht creatief schrijven.

Let op: donderdag 17 nov 5e uur Ne
Bespreken toets en boeken halen.

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen
Aan het eind van de les ken je de literaire begrippen die horen bij de verhaaltijd, zodat je deze kunt toepassen in het analyseren van verhalen.

Je leert om je zelf een beschrijving te geven van ‘tijd’ in een verhaal.

Slide 3 - Diapositive

Je kent het vast wel uit de film: nog tien seconden heeft de held om de bom te ontmantelen! Daar gaan we:

Slide 4 - Diapositive

10, 9....

Slide 5 - Diapositive

8, 7....

Slide 6 - Diapositive

5, 4....

Slide 7 - Diapositive

3, 2....

Slide 8 - Diapositive

In tien seconden? Echt? Nee, natuurlijk niet; in de film duurt deze scène al gauw twee minuten. De regisseur van de film wijkt af van de werkelijke tijd.

Slide 9 - Diapositive

Waarom wijkt de regisseur af van de werkelijke tijd?

Slide 10 - Question ouverte

Hoe noem je het literaire verschijnsel waarbij de schrijver afwijkt van de werkelijke tijd?

Slide 11 - Carte mentale

Noteer in je schrift
Tijdvertraging/ tijdverruiming= 
De tijd wordt trager beschreven dan in werkelijkheid.

Slide 12 - Diapositive

Het tegenovergestelde kan natuurlijk ook: Deze zomervakantie ging ik op vakantie naar Italië. Ik bezocht Rome, Florence en Pisa en het hele gezin kwam zongebruind en goedgehumeurd terug.

Slide 13 - Diapositive

Hoe heet het tegenovergestelde verschijnsel?

Slide 14 - Carte mentale

Noteer in je schrift
 Tijdverdichting/ tijdversnelling =
Tijdverdichting in een schrijftechniek waarbij je langdurige of herhalende gebeurtenissen versneld vertelt. 

Slide 15 - Diapositive

Opdracht
Bekijk de filmtrailer:
  • In welke tijd speelt dit verhaal zich af? 
  • Hoe zie je de verandering in tijd in deze film? 
  • Wat zou volgens jou de vertelde tijd zijn?
Noteer je antwoorden, zodat je deze straks bij de vraag kan invullen.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Vul hier je antwoorden in

Slide 18 - Question ouverte

Schrijf dit weer op in je schrift
Verteltijd: 
Dit kun je uitdrukken in een aantal bladzijdes, regels, woorden, minuten.

Vertelde tijd: 
De tijd waarbinnen de gebeurtenissen in het boek gebeurd zijn. Dit kan in dagen, jaren, minuten, afhankelijk van het boek.
In De tweeling gaat het over zo'n 80 jaar.

Slide 19 - Diapositive

Chronologie 'De tweeling'
Tijdlijn 1: 
De tijdlijn van Lotte en Anna vanaf hun kindertijd tot kort na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog: dit is ongeveer twintig jaar. 
Grotendeels chronologisch (in de juiste volgorde). Wel herinneringen aan kindertijd.


Slide 20 - Diapositive

Chronologie 'De tweeling'
Tijdlijn 2: 
De tweede tijdlijn begint zo’n vijftig jaar na het einde van de oorlog, wanneer Lotte en Anna – inmiddels allebei oud – elkaar weer tegenkomen in een kuuroord. Deze tijdlijn duurt twee weken, tot het moment dat Anna overlijdt. 

Slide 21 - Diapositive

Neem over in je schrift
chronologisch= 
De gebeurtenissen worden na elkaar beschreven in dezelfde volgorde als ze gebeurden.

 

Slide 22 - Diapositive

Tijdsprongen
‘Na de zomervakantie ging ik weer naar school.’ 
Of er begint een nieuw hoofdstuk en je hoofdpersoon is ineens twee jaar ouder, of aan het eind van zijn leven.

Twee vormen:
flashback= Je gaat terug in de tijd. Je bent dan ook vaak weer in dat moment.
flashforward= Je blikt vooruit in de tijd (toekomst)

Slide 23 - Diapositive

FOCUS

Slide 24 - Diapositive

Opdracht: Kies uit
  • Lees het verhaal 'Waterlelies en sterren' van Gied Jaspars. Maak een analyse over de tijd in het verhaal m.b.v. de behandelde literaire begrippen.

  • Beschrijf een herinnering: Verplaats je in gedachten naar toen. Beschrijf die situatie of gebeurtenis en beschrijf alles eromheen, alsof je terug bent in die tijd. Schrijf in de tt. 

Slide 25 - Diapositive

Wat kun je vertellen over de tijd in het verhaal of over de tijd in je eigen herinnering?

Slide 26 - Question ouverte