4V

Hey there!
  • Quizlet live(theme words hoofdstuk 4)
  • Grammar: Future
  • Quiz en Kahoot quiz future
  • Finish book onderdeel C(Grammar)
  • Reading
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hey there!
  • Quizlet live(theme words hoofdstuk 4)
  • Grammar: Future
  • Quiz en Kahoot quiz future
  • Finish book onderdeel C(Grammar)
  • Reading

Slide 1 - Diapositive

Theme words Hoofdstuk 4
Work in pairs to learn the theme words ENG-NL en NL-ENG (p.51 Reading)
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Quizlet live

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Future present continous
Gebruik: Voor geplande of afgesproken toekomstige acties.
Structuur: [am/is/are] + [werkwoord+ing]
Voorbeeld: "I am meeting my friend tomorrow."


 Deze vorm benadrukt dat er al een plan of afspraak is gemaakt.

Slide 5 - Diapositive

Future met "going to"
Gebruik: Voor intenties of plannen, en voorspellingen gebaseerd op huidig bewijs.
Structuur: [am/is/are] + "going to" + [basisvorm van het werkwoord]
Voorbeeld: "I am going to study medicine." / "Look at those clouds. It's going to rain."
"Going to" wordt gebruikt voor dingen die je van plan bent te doen of wanneer er aanwijzingen zijn dat iets gaat gebeuren.

Slide 6 - Diapositive

Future met "shall"&"will"
Gebruik: Voor voorspellingen, beloftes, aanbiedingen, beslissingen op het moment van spreken.
Structuur: "Shall/Will" + [basisvorm van het werkwoord]
Voorbeeld: "I will call you later." / "Shall we go to the cinema?"/"Shall I open the window?"
 "Will" wordt vaak gebruikt voor voorspellingen en beslissingen; "shall" wordt traditioneel gebruikt voor aanbiedingen en suggesties in formele Brits Engels.


Slide 7 - Diapositive

Future Present Simple
Future Present Simple
Gebruik: Voor schema's en roosters of wanneer iets wordt gezien als een vaststaand feit in de toekomst.
Structuur: [Present Simple vorm van het werkwoord]
Voorbeeld: "The train leaves at 9 PM."
Deze vorm wordt gebruikt wanneer de toekomstige gebeurtenis als een vaststaand feit wordt beschouwd, vaak in een officieel schema of rooster.



Slide 8 - Diapositive

Future
Future

Slide 9 - Diapositive

Cars ____ (fly) in the future.
A
are flying
B
will fly
C
will flying
D
are going to fly

Slide 10 - Quiz

Future:
........you ....... me in Paris?
A
shall...visit
B
are.....visiting
C
will....visit
D
do.....visit

Slide 11 - Quiz

future
Next week we ______ (go) on holiday
A
are going to go
B
will go
C
go
D
are going

Slide 12 - Quiz

4. I think life in the future ________ better than now.
A
is going to be
B
is
C
will be

Slide 13 - Quiz

Future: My bus ___ at three o'clock.
A
will leave
B
is going to leave
C
is leaving
D
leaves

Slide 14 - Quiz

future
I think Mancester United _____ (win) tonight
A
are going to win
B
will win
C
wins

Slide 15 - Quiz

Which tense is not future?
A
I will help you tomorrow.
B
I'm playing football Saturday.
C
I am going to play football.
D
He helps you every day

Slide 16 - Quiz

future
I promise I _____ (call) you tonight
A
am going to call
B
will call
C
call

Slide 17 - Quiz