Grammatica h1 - 2d

Nederlands 
5 december 
klas: 2d


1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Nederlands 
5 december 
klas: 2d


Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
Herhalen we de stof van de vorige les
Nakijken huiswerk
Maken oefentoets 

Slide 2 - Diapositive

De persoonsvorm
  • Wat voor een woord is de persoonsvorm?
  • Hoe vind je de persoonsvorm ook alweer?

Slide 3 - Diapositive

De persoonsvorm (pv)

  1. Zoek ALTIJD eerst de persoonsvorm.
  2. Het enige werkwoord dat van vorm kan veranderen.
  3. De persoonsvorm is nauw verbonden met het onderwerp.
  4. Je vindt de pv door de zin in een andere tijd te zetten. Het woord dat dan verandert, is de pv.

Slide 4 - Diapositive

Het onderwerp
Je kunt het onderwerp vinden door de vraag:
Wie of wat + de persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

De kinderen hebben een kaars aangestoken.
Wie hebben?
Antwoord: De kinderen

Slide 5 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde- Uitleg

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. 
Een persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

Slide 6 - Diapositive

voorzetselvoorwerp
Een zinsdeel dat begint met een voorzetsel wat hoort bij het werkwoord noem je een voorzetselvoorwerp.

Ik reken op je komst.
'rekenen op' is een vaste combinatie
op je komst = voorzetselvoorwerp

Slide 7 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp

Slide 8 - Diapositive

Volgorde zinsontleding
Persoonsvorm                                               POWLMB
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Slide 9 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
  1. waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
  2. wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
  3. hoe = bijwoordelijke bepaling van reden

Slide 10 - Diapositive

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ik wacht op de trein.
Ik wacht op het station. 

Voorzetselvoorwerp: niet letterlijk
Bijwoordelijke bepaling: letterlijk

Slide 11 - Diapositive

Nakijken huiswerk:
opdracht 1, 2 en 4 (vanaf blz. 28) 

Slide 12 - Diapositive

Oefentoets maken
De resterende tijd werk je in stilte aan de oefentoets en het leren van de samenvatting/woordenlijst! 

Slide 13 - Diapositive