Vervolg paragraaf 5.2 Waar haal je het geld vandaan?

Vervolg paragraaf 5.2 Waar haal je het geld vandaan?
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vervolg paragraaf 5.2 Waar haal je het geld vandaan?

Slide 1 - Diapositive

Programma

  • Herhaling paragraaf 5.2 (eerste deel)
  •  Lesdoelen
  • Theorie 
  • Controle vragen
  • Aan de slag (opdrachten maken)

Slide 2 - Diapositive

Herhaling 5.2 (eerste deel)
- Passivazijde
- Eigen vermogen
- Vreemdvermogen
- Aandelenvermogen
- Dividend

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
- Je weet wat solvabiliteit is.
- Je weet wat liquiditeit inhoud en weet hoe je de liquiditeit kunt berekenen.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Solvabiliteit
Hoe meer je leent, hoe meer je moet terugbetalen. 
Solvabiliteit = de verhouding tussen Eigen vermogen en Vreemd Vermogen

Solvabiliteit =      Eigen vermogen      x 100 %
                                  Totaal vermogen 

Gezond bedrijf = solvabiliteit meer dan 50%

Slide 6 - Diapositive

Solvabiliteit
Uit de balans  blijkt dat de solvabiliteit laag is.

Solvabiliteit = (Eigen vermogen : totaal vermogen) x 100%
 
De solvabiliteit = (€ 7.000 : € 96.900) × 100% = 7,22%

Wanneer de uitkomst van de solvabiliteit hoger is dan 50 is de onderneming solvabel.

Slide 7 - Diapositive

Bereken de solvabiliteit?

Slide 8 - Diapositive

Solvabiliteit = (Eigen vermogen : totaal vermogen) x 100%

De solvabiliteit = (€ 90.000 : € 240.000) × 100% = 37,5%
De solvabiliteit is lager dan 50, dus de onderneming is niet solvabel.

Slide 9 - Diapositive

Liquiditeit
Liquiditeit geeft aan of een bedrijf alle kortlopende schulden (tot maximaal 1 jaar) kan betalen. De belangrijkste reden om de liquiditeit te berekenen, is dus om te weten of een bedrijf over voldoende liquide middelen beschikt om aan alle kortlopende betalingsverplichtingen te voldoen.

Slide 10 - Diapositive

Liquiditeit

liquiditeit = (Vlottende Activa + Liquide Middelen) / Kort Vreemd Vermogen (KVV) x 100% = 

De liquiditeit ) = ((€ 11.000 + € 40.000) + (€ 4.500 + € 1.400)) /  € 20.900 × 100% = 272,2%
Als de uitkomst boven de 100% uitkomt, dan kun je al je kortlopende schulden betalen. Bij een uitkomst onder de 100% kun je niet alle kortlopende schulden kunt betalen.


Slide 11 - Diapositive

Bereken de liquiditeit bij dit bedrijf

Slide 12 - Diapositive

liquiditeit = (Vlottende Activa + Liquide Middelen) / Kort Vreemd Vermogen (KVV) x 100% = 

De liquiditeit ) = ((€ 10.000 + € 40.000) + (€ 70.000)) / € 50.000 × 100% = 240%
Als de uitkomst boven de 100% uitkomt, dan kun je al je kortlopende schulden betalen. Bij een uitkomst onder de 100% kun je niet alle kortlopende schulden kunt betalen.

Slide 13 - Diapositive

Opdrachten maken
Blz. 142 opdracht 19
Blz. 143 opdracht 21 en 22
Blz. 144 opdracht 24 en 25
Blz. 145 opdracht 26 en 27

Huiswerk: lezen paragraaf 5.3

Slide 14 - Diapositive