1B - les 18 & 19 - Toets Unit 1

Hi, 1B :)
Pak je boeken en open LessonUp!
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hi, 1B :)
Pak je boeken en open LessonUp!

Slide 1 - Diapositive

Today / This week

Today is Monday, October 24th (tenth).
Monday 24th
les
Tuesday 25th
Studiedag :)
Wednesday 26th
Toets Unit 1

Slide 2 - Diapositive

Doel van deze week
Aan het einde van deze week ken ik de woordjes, zinnen en grammatica van 1.2 t/m 1.5  en kan ik deze kennis toepassen met de toets.

Slide 3 - Diapositive

To Do:

  1. Herhaling grammatica


  2. Zelfstandig leren


Slide 4 - Diapositive

Grammatica: 'to be' (zijn)
ik ben 
I am 
I'm 
jij bent 
you are 
you're
hij is
zij is
het is
he is
she is
it is
he's
she's
it's
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
we are
you are
they are
we're
you're
they're

Slide 5 - Diapositive

Grammatica: 'to be' (zijn)

Als er geen onderwerp in de zin staat, dan kijk je in welke van deze woorden je het onderwerp kunt veranderen.

Harry = he
My sister = she
The ball = it

Slide 6 - Diapositive

Grammatica: 'to be + not' ( niet zijn)
ik ben niet
I am not
I'm not
jij bent niet
you are not 
you're not
hij is niet
zij is niet
het is niet
he is not
she is not
it is not
he's not
she's not
it's not
wij zijn niet
jullie zijn niet
zij zijn niet
we are not
you are not
they are not
we're not
you're not
they're not

Slide 7 - Diapositive

Maak de zin ontkennend:
You are an English girl.

Slide 8 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend:
He is a fan of Justin Bieber.

Slide 9 - Question ouverte

Personal pronouns / persoonlijk voornaamwoord





I walk to school every day.       You can walk with me.
We eat lunch together.              Do you want to eat with us?
Enkelvoud
I
you
he / she / it
me
you
him / her / it
Meervoud
we
you
they
us
you
them

Slide 10 - Diapositive

Personal pronouns / persoonlijk voornaamwoord





I walk to school every day.       You can walk with me.
We eat lunch together.              Do you want to eat with us?
Enkelvoud
...
...
...
me
you
him / her / it
Meervoud
...
...
...
us
you
them

Slide 11 - Diapositive

Personal pronouns / persoonlijk voornaamwoord





I walk to school every day.       You can walk with me.
We eat lunch together.              Do you want to eat with us?
Enkelvoud
I
you
he / she / it
...
...
...
Meervoud
we
you
they
...
...
...

Slide 12 - Diapositive

6a. How are _____ (jij)?
A
you
B
I
C
he
D
him

Slide 13 - Quiz

6b. _____ (Ik) really like your blog.
A
Us
B
She
C
I
D
It

Slide 14 - Quiz

6e. _____ (Wij) are in year 7 too!

Slide 15 - Question ouverte

6f. _____ (Het) is really great.

Slide 16 - Question ouverte

Possessive pronouns / bezittelijk voornaamwoord







This is my pen.      - No, it's not. It's mine!
Our school starts at 8 a.m.        - Really? Ours starts at 8.30.
Met zelfstandig naamwoord
Zonder zelfstandig naamwoord
Enkelvoud
my
your
his / her / its
mine
yours
his / hers / -
Meervoud
our
your
their
ours
yours
theirs

Slide 17 - Diapositive

7a. Can I borrow your textbook? I can't find _____ (die / dat van mij) anywhere.
A
my
B
mine

Slide 18 - Quiz

7b. Sure. But go and find _____ (die / dat van jou) after the lesson.
A
your
B
yours

Slide 19 - Quiz

Grammar: to be (zijn)
Je hebt drie soorten zinnen:

Bevestigende zinnen:          I am walking
Ontkennende zinnen:                   I am not walking
Vragende zinnen:                     Am I walking?

Slide 20 - Diapositive

Grammar: vraagzinnen
In 'gewone' zinnen staan am / is / are ná de persoon.
In vragende zinnen staan am / is / are vóór de persoon.

I am sporty.               You are into football.               She is kind.
Am I sporty?               Are you into football?               Is she kind?

Slide 21 - Diapositive

Maak de volgende zin vragend:
You are French.

Slide 22 - Question ouverte

Maak de volgende zin vragend:
He is your friend.

Slide 23 - Question ouverte

Grammar: to have got (hebben)
+
+ short
-
- short
?
I / You
have got
've got
have not got
haven't got
Have I / You got?
He / She / It
has got
's got
has not got
hasn't got
has she / he / it got?
We / You / They
have got
've got
have not got
haven't got
Have we / you / they got?

Slide 24 - Diapositive

(+) I __________ an older brother

Slide 25 - Question ouverte

(+ short) They __________ straight hair.

Slide 26 - Question ouverte

(? / he) __________ braces?

Slide 27 - Question ouverte

See you tomorrow, 1B :)

Slide 28 - Diapositive

Hi, 1B :)
Bereid je voor op de toets!

Slide 29 - Diapositive

Today / This week

Today is Wednesday, October 26th (tenth).
Monday 24th
les
Tuesday 25th
Studiedag
Wednesday 26th
Toets Unit 1

Slide 30 - Diapositive

Doel van deze week
Aan het einde van deze week ken ik de woordjes, zinnen en grammatica van 1.2 t/m 1.5  en kan ik deze kennis toepassen met de toets.

Slide 31 - Diapositive

To Do:



  1. Toets unit 1


Slide 32 - Diapositive

Toets Unit 1
- Tijdens de toets ben je stil totdat iedereen klaar is.

- Ben je klaar, leg je toets met de antwoorden naar beneden op de hoek van je tafel. Ik kom de toetsen ophalen.

- Ben je klaar?             Zelfstandig huiswerk maken / huiswerk                                   voor een ander vak (als je klaar bent met Engels)

Slide 33 - Diapositive

See you next week, 1B :)

Slide 34 - Diapositive