Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Wat is de present simple?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd
Slide 1 - Quiz
Wanneer gebruik je de present simple?
Slide 2 - Carte mentale
to be
to have
have
is
has
am
are
Slide 3 - Question de remorquage
TO BE
am
are
is
you
they
we
he/she/it
you
I
Slide 4 - Question de remorquage
Present simple:
Wat is de regel van de present simple?
A
ww + -ed
B
stam (bij I, you, we, they)
stam + s (bij he, she, it)
C
vorm van to be + ww + -ing
Slide 5 - Quiz
Present Simple
A
He travels to work four times a week.
B
He travelled to work four times a week.
C
He is travelling to work.
D
He has travelled to work.
Slide 6 - Quiz
Present Simple
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is Living in London.
D
Lucy has lived in London.
Slide 7 - Quiz
Ik snap wanneer je de present simple moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃
Slide 8 - Sondage
Ik kan een zin maken in de present simple
😒🙁😐🙂😃
Slide 9 - Sondage
She ... (work) at a supermarket.
Slide 10 - Question ouverte
I .... (speak) French fluently.
Slide 11 - Question ouverte
Maak een zin met: I - walk - school
Slide 12 - Question ouverte
My sister - bake - cake - every Saturday
Slide 13 - Question ouverte
Ik weet wat de present simple is
Slide 14 - Sondage
Ik kan de present simple toepassen
Slide 15 - Sondage
Ik kan zelf zinnen in de present simple zetten
Slide 16 - Sondage
Slide 17 - Vidéo
Aan de slag:
- Maken Slim Stampen Grammar 1A 1B = Present simple - Maken Slim Stampen Grammar 3A 3B = pronouns
- Leren Slim Stampen alle blokjes (check fill in) - Uit je boek leren blz. 74 t/m 77 - Leren aantekening present simple (vervoeging to be en andere werkwoorden)