Wat is volgens de recensent het verschil tussen comedy en theater?
Slide 6 - Question ouverte
Welke andere verschillen zijn er tussen een comedyshow en een theatervoorstelling?
Slide 7 - Carte mentale
Welke woorden met "mono" ken je nog?
Slide 8 - Carte mentale
Vul aan: Een monoloog is ...
Slide 9 - Question ouverte
Opdracht 2 - wb p. 246
Lees in je bronnenboek op p. 87
de scène "Is dat een kapstok?"
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Vind je de scène herkenbaar?
JA
NEE
Slide 12 - Sondage
Vind je de scène grappig?
JA
NEE
Slide 13 - Sondage
Wat valt je op aan de vorm van de tekst?
Slide 14 - Carte mentale
Analyseer de scène aan de hand van de vijf W-vragen.
WAT?
WAAROM? WIE? WAAR? WANNEER?
Een gesprek, discussie of zelfs ruzie
De vader ergert zich omdat de zoon zijn jas niet aan de kapstok hangt.
Een vader en zijn zoon.
In een huiskamer.
Heden.
Slide 15 - Diapositive
Teken een plattegrond van de ruimte met de nodige rekwisieten.
Upload een foto van het eindresultaat (online lessen).
timer
5:00
Slide 16 - Diapositive
Opdracht 3: twee verschillende decors
Bekijk de twee foto's van decors.
1
2
Slide 17 - Diapositive
Welk decor geeft het best de sfeer van een huiskamer weer?
decor 1
decor 2
Slide 18 - Sondage
Welk decor bevalt je het meest?
decor 1
decor 2
Slide 19 - Sondage
Welk decor lijkt het meest op het decor dat je zelf hebt ontworpen?
decor 1
decor 2
Slide 20 - Sondage
Hoe kan je decor 1 omschrijven? Gebruik de woorden uit de lijst. p. 247
Slide 21 - Question ouverte
Hoe kan je decor 2 omschrijven? Gebruik de woorden uit de lijst.
Slide 22 - Question ouverte
Opdracht 4 - wb p. 248
Op welke verschillende manieren kan je de volgende zin interpreteren?
"Is het nog ver?"
Slide 23 - Diapositive
"Is het nog ver?"
Slide 24 - Carte mentale
SUBTEKST
= wat wordt er echt bedoeld?
Bijvoorbeeld
Je kan zeggen ‘Pff, wat is het hier warm!’, terwijl je eigenlijk bedoelt: ‘Mag het raam hier open?’).
Besluit
Subtekst is een impliciete boodschap achter de tekst.
Bekijk nog eens de kapstokscène
Slide 25 - Diapositive
Ken je zelf nog andere voorbeelden? (schrijf de impliciete boodschap erbij)
Slide 26 - Question ouverte
Wat is de subtekst achter vaders vraag 'Moet die jas daar hangen?'
Slide 27 - Question ouverte
Welke andere vraag van de vader heeft dezelfde subtekst?
Slide 28 - Question ouverte
Opdracht 5
VERWARRING OVER SUBTEKST VERMIJDEN =
De auteur zou de acteurs aanwijzingen kunnen geven, zodat ze goed weten hoe ze de zinnen moeten
spelen en er geen verwarring over de subtekst mogelijk is.
Slide 29 - Diapositive
Opdracht 5: Bij welke zinnen zou jij aanwijzingen geven? Welke?
Slide 30 - Question ouverte
Opdracht 6
Een dramatekst, zowel voor dialogen als voor een monoloog, is geschreven in de
Herformuleer (mondeling of schriftelijk) de zinnen in de . Voor de eerste zinnen word je op weg geholpen.
Let daarbij op de tijden en de samenhang met het onderwerp.
directe rede
= de woorden worden letterlijk weergegeven.
indirecte rede
= de woorden worden geparafraseerd door een andere persoon.
Slide 31 - Diapositive
of dat een kapstok was.
het gewoon een stoel was.
De zoon antwoordde dat je hem niet moest vertellen wat een kapstok is.
Slide 32 - Diapositive
UITBREIDING - TE KENNEN!
Zie extra blaadjes
Slide 33 - Diapositive
3 GROTE LITERAIRE GENRES
LYRIEK
DRAMATIEK
Slide 34 - Diapositive
1. DRAMATIEK, DEFINITIE
handeling, actie, gebeurtenis
interactie
mimiek
gestiek
Slide 35 - Diapositive
1.2 Epiek vs. dramatiek
We weten nu wat het verschil is tussen epiek en dramatiek. De vorige definities zijn echter heel abstract.
Wat zijn nu precies de concrete verschillen tussen bijvoorbeeld een roman (epiek) en een toneelstuk (dramatiek)?
Slide 36 - Diapositive
Wat zijn nu precies de concrete verschillen tussen bijvoorbeeld een roman (epiek) en een toneelstuk (dramatiek)?
Slide 37 - Carte mentale
Slide 38 - Diapositive
1.3 Mengvormen
Grenzen zijn er om doorbroken te worden en we zien dit ook bij de drie grote literaire genres.
In de geschiedenis van de literatuur hebben tal van schrijvers mengvormen gemaakt zoals of
poëtisch proza
= een mix van proza en poëzie waarbij de vorm die is van een roman, maar de taal doet denken aan poëzie
epische lyriek
= lange gedichten waarin een verhaal verteld wordt op rijm.
Slide 39 - Diapositive
2.1 Hoe lees je een toneelstuk?
Slide 40 - Diapositive
Slide 41 - Diapositive
Slide 42 - Diapositive
Slide 43 - Diapositive
Slide 44 - Diapositive
Slide 45 - Diapositive
2.2 Wie doet wat bij theater?
Naar podiumkunsten (toneel, musical, opera, cabaret, dans ...) komt niet alleen veel volk kijken, maar er werkt ook vaak héél veel volk aan mee. Het is teamwork.
Slide 46 - Diapositive
2.2 Wie doet wat bij theater?
Toneelgroep Amsterdam gunt ons een blik achter de schermen tijdens de voorbereiding van het stuk 'De Russen’.
Welke medewerkers herken je in het volgende fragment?