Les 22 - pdf

LES 22: THEATER
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 9 vidéos.

Éléments de cette leçon

LES 22: THEATER

Slide 1 - Diapositive

THEATER BELEVEN

Slide 2 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 251: oefening 1

Kies minstens vier woorden uit de wolk die weergeven hoe jij over theater denkt.
THEATER BELEVEN

Slide 3 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 252: oefening 4

Markeer de termen die bij theater horen.
THEATER BELEVEN

Slide 4 - Diapositive

Toets 14 + 17
THEATER BELEVEN

Slide 5 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 252: oefening 4

Mimiek: de gezichtsuitdrukkingen van de acteurs.

Gestiek: de gebaren die acteurs maken.

Intonatie: de toon van de stem van de acteur.

= bedoeld om gedachten en gevoelens uit te drukken
THEATER BELEVEN

Slide 6 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 252: oefening 4

Regieaanwijzingen: aanwijzingen van de schrijver die in de tekst worden opgenomen (emoties, decor, licht, ...).

Dialoog: dramatische tekst voor twee personages.

Decor: omgeving van de personages, inrichting van het podium.
THEATER BELEVEN

Slide 7 - Diapositive

TERMINOLOGIE

Slide 8 - Diapositive

Toets 14 + 17
Je krijgt een apart blad met daarop aan de ene kant theatertermen en aan de andere kant de definitie.

Verbind telkens de term met de juiste definitie.
WOORDENSCHAT

Slide 9 - Diapositive

THEATERGENRES

Slide 10 - Diapositive

Toets 14 + 17
Literaire genres:
roman
kortverhaal
sciencefiction
crime fiction/detective
thriller
drama
autobiografie
historische roman

(zie Trajectwijzer, p. 142-146)
THEATERGENRES

avonturenroman
dystopie
audioroman
beeldverhaal (graphic novel)
fantasy
fanfictie
horror
...

Slide 11 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 253: oefening 1a

Ook in theater zijn er verschillende genres.

Lees de fragmenten op p. 253 en bekijk de bijbehorende video's.

Noteer telkens drie woorden die bij je opkomen.
THEATERGENRES

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

Naar welk toneelstuk zou jij het liefst gaan kijken als je moest kiezen tussen deze drie?
Ontspoord
King Lear
wat/nu

Slide 16 - Sondage

Toets 14 + 17
p. 254: oefening 1b

Lees de definities op p. 254 en vul in welk van de drie theaterstukken bij dit genre hoort.
THEATERGENRES

Slide 17 - Diapositive

Toets 14 + 17
Tragedie
  • Vroeger: verhaal dat slecht afliep
  • Nu: emotioneel stuk met ernstige gebeurtenissen.

Komedie
  • Vroeger: verhaal dat goed afliep.
  • Nu: humoristisch toneelstuk.

Muziektheater: stuk waarbij muziek een centrale rol speelt.

Belangrijk: er bestaan ook mengvormen van deze genres.
THEATERGENRES

Slide 18 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 254: oefening 2

Lees de samenvattingen op p. 254 en duid aan bij welk genre de stukken horen.

Geef telkens ook een reden waarom.
THEATERGENRES

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Vidéo

Naar welk toneelstuk zou jij het liefst gaan kijken als je moest kiezen tussen deze vier?
Edward Twee
De vrek
Carmen

Slide 23 - Sondage

Toets 14 + 17
Welke theatergenres ken je nog?


THEATERGENRES

Slide 24 - Diapositive

Toets 14 + 17
Bewegingstheater:  theater waarbij vooral dans of beweging gebruikt wordt om de boodschap over te brengen. Vaak weinig of geen tekst.




THEATERGENRES

Slide 25 - Diapositive

Toets 14 + 17
Poppentheater:  theater waarbij poppen gebruikt worden. Denk aan handpoppen, marionetten, stokpoppen of schimmenspel. 







Nu is dit vooral voor kinderen, vroeger was dit ook voor volwassenen, vaak met een politieke of moralistische ondertoon.


THEATERGENRES

Slide 26 - Diapositive

Toets 14 + 17
Kinder- of jeugdtheater:  theatervoorstelling specifiek voor of met jongeren of kinderen, vaak met het doel om hen iets bij te leren.














THEATERGENRES

Slide 27 - Diapositive

WAT IS DE WAT

Slide 28 - Diapositive

Toets 14 + 17
hetpaleis is een podiumkunstenhuis voor kinderen en jongeren.

Dit stuk gaat over hun theatervoorstelling Wat is de Wat.
WAT IS DE WAT

Slide 29 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 256 oefening 1

Bekijk de afbeeldingen en tekst bij 1a.

Waarover denk je dat dit stuk zal gaan? Waarom?

Welk gevoel krijg je bij die bronnen? Wat voor sfeer denk je dat er in dit stuk zal dit zijn?
WAT IS DE WAT

Slide 30 - Diapositive

Toets 14 + 17
Oorspronkelijk boek door Dave Eggers, later is er een theatervoorstelling van gemaakt.

Gaat over Valentino Achak Deng, een van de 'Lost Boys' uit Soedan.
WAT IS DE WAT
Tijdens de Tweede Soedanese Burgeroorlog vochten delen van Soedan voor onafhankelijkheid. De oorlog werd officieel beëindigd in 2005, maar er zijn nog altijd spanningen in het land.

Slide 31 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 257 oefening 2

Lees het openingsfragment van het boek.

a. Vanuit welk vertelperspectief is dit verhaal geschreven?

b. Waarom heeft Dave Eggers gekozen voor dit perspectief?
WAT IS DE WAT

Slide 32 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 257 oefening 2

c. Waarom is het moeilijk om het perspectief van een belevende ik-verteller over te brengen op toneel?

Welk deel van dit vertelperspectief mis je als
  • één acteur de gebeurtenissen vertelt?
  • meerdere acteurs de dialogen in het fragment acteren?

d. Voor welke van deze opties zou jij kiezen als regisseur/schrijver?
WAT IS DE WAT

Slide 33 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 258 oefening 2

c. De maker van dit stuk koos ervoor om één acteur aan het woord te laten. Hoe noemen we een theaterstuk waar slechts één acteur het woord neemt?
WAT IS DE WAT

Slide 34 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 258 oefening 2 KADER

Dialoog: twee acteurs gaan in gesprek met elkaar.

Polyloog: meerdere acteurs gaan in gesprek met elkaar.

Monoloog (monodrama): slechts één acteur komt aan het woord.
WAT IS DE WAT

Slide 35 - Diapositive

Toets 14 + 17
Monoloog (monodrama):  volledig toneelstuk voor één auteur.








Ook gebruikt voor een scène waarin een acteur alleen aan het woord is.






WAT IS DE WAT

Slide 36 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 258-259 oefening 3

Lees de achterflap van het boek.

a. Bij welk van de subgenres van theater denk je dat dit stuk het dichtst aanleunt? Geef een kenmerk waar je antwoord op gebaseerd is.
WAT IS DE WAT

Slide 37 - Diapositive

Toets 14 + 17
p. 258-259 oefening 3

b. Bekijk een fragment en lees het bijschrift in je boek. Klopt je antwoord bij a?
WAT IS DE WAT

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Toets 14 + 17
p. 259 oefening 4

Bekijk het interview met Simon De Vos, de maker van de theatervoorstelling.

a. Wat is 'de Wat' volgens De Vos?

b. Wat zou 'de Wat' kunnen zijn voor Valentino?
WAT IS DE WAT

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Vidéo

Toets 14 + 17
p. 259 oefening 4

Bekijk nu de trailer.

d. Wat zou 'de Wat' nu kunnen zijn voor Valentino?

Zou je deze voorstelling willen bekijken?
WAT IS DE WAT

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Vidéo

Toets 14 + 17
Deel van een toneelstuk kijken met vragen + termen.

Wat moet je kennen?
  • Aparte termen op blad
  • Blauwe termen in slides
TOETS LES 22

Slide 44 - Diapositive