ARGO 2 grammatica 2.8 persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden
Argo 2.8
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Persoonlijke voornaamwoorden
Argo 2.8

Slide 1 - Diapositive

Persoonlijk vnw Nederlands
Ik geef haar een knuffel.
Jullie hebben ons gehoord.
Zij zien hem lopen.
Heb je het hem gezegd?
Heb jij het hem gezegd?

Slide 2 - Diapositive

Deel een: 
Persoonlijk voornaamwoord 1e en 2e persoon
ik, jij, wij, jullie

Slide 3 - Diapositive

Pers. vnw; 1e en 2e pers; zie ook HB blz. 122

Slide 4 - Diapositive

Zo kun je aangeven of het nadruk krijgt of niet

Slide 5 - Diapositive

Ezelsbruggetje wij en jullie
ἡμεῖς betekent wij
ὑμεῖς betekent jullie
In alle vormen van μεῖς zit een u, net als in jullie

Slide 6 - Diapositive

Hoe ziet de genitivus ev van 'ik' eruit?
A
ἐμοῦ
B
ἐμε
C
ἡμῖν
D
ἐμοι

Slide 7 - Quiz

Hoe ziet de dativus ev van 'jij' eruit?
A
σοῦ
B
σε
C
ὑμῖν
D
σοι

Slide 8 - Quiz

Welk woord betekent 'jullie' ?
A
ὑμεῖς
B
ἡμεῖς
C
σύ
D
ἐγώ

Slide 9 - Quiz

Combineer de juiste vorm bij de juiste vertaling
aan mij
aan ons
aan jou
aan jullie
σοί
ἡμῖν
ὑμῖν
ἐμοί

Slide 10 - Question de remorquage

Deel twee: 
Persoonlijk voornaamwoord 3e persoon
hij, zij, het, zij mv

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Waar is de nominativus?
In het Grieks: geen nominativus nodig voor de derde persoon

1) Je ziet de persoon al aan de uitgang van het ww
2) Als er nadruk nodig is kan je de naam/het ding zelf herhalen


Slide 13 - Diapositive

Let op bij de rijtjes:
helemaal volgens groep 1 & 2, behalve bij:

onzijdig acc enkelvoud: 
-ο in plaats van -ον

Slide 14 - Diapositive

Let op bij de vertaling:
In het Nederlands bijv. bij een genitivus wel: van hem, van haar, van hen (over personen)
Niet: van het, van hetten (over dingen)
Dat wordt: ervan (ev en mv)
Bijvoorbeeld: 
Ik zie de taart en de maker ervan
Dit geldt altijd bij een voorzetsel (erin, eronder, erdoor, ervoor)
(Dat gekke Nederlands...)

Slide 15 - Diapositive

Geef de juiste aanvulling:
Ik zie de reus en de kinderen ...
A
van het
B
ervan
C
van haar
D
van hen

Slide 16 - Quiz

Combineer de juiste vorm met de juiste vertaling
αὐτὀν
αὐτῶν
αὐτάς
αὐτῇ
αὐτά
αὐτῷ
hen
aan haar
ervoor
ze
ervan
hem

Slide 17 - Question de remorquage

Wat wil je nog vragen?

Slide 18 - Question ouverte

ΤΕΛΟΣ

Slide 19 - Diapositive