ARGO 2 grammatica 2.8 persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden
Argo 2.8
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Persoonlijke voornaamwoorden
Argo 2.8

Slide 1 - Diapositive

Persoonlijk vnw Nederlands
Ik geef haar een knuffel.
Jullie hebben ons gehoord.
Zij zien hem lopen.
Heb je het hem gezegd?
Heb jij het hem gezegd?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Deel een: 
Persoonlijk voornaamwoord 1e en 2e persoon
ik, jij, wij, jullie

Slide 4 - Diapositive

Pers. vnw; 1e en 2e pers; zie ook HB blz. 122

Slide 5 - Diapositive

Zo kun je aangeven of het nadruk krijgt of niet

Slide 6 - Diapositive

Ezelsbruggetje wij en jullie
ἡμεῖς betekent wij
ὑμεῖς betekent jullie
In alle vormen van μεῖς zit een u, net als in jullie

Slide 7 - Diapositive

Waarom bestaat er geen 'nadrukvorm' van de nominativus van ik en jij?
A
Die bestond wel, maar we zijn de vormen vergeten
B
Je kon aan het werkwoord al zien welke persoon het was
C
Het was onbeleefd om ik of jij te zeggen
D
De Grieken gebruikten daar nooit een nominativus van

Slide 8 - Quiz

Hoe ziet de genitivus ev van 'ik' eruit?
A
ἐμοῦ
B
ἐμε
C
ἡμῖν
D
ἐμοι

Slide 9 - Quiz

Welk woord betekent 'jullie' ?
A
ὑμεῖς
B
ἡμεῖς
C
σύ
D
ἐγώ

Slide 10 - Quiz

Combineer de juiste vorm bij de juiste vertaling
aan mij
aan ons
aan jou
aan jullie
σοί
ἡμῖν
ὑμῖν
ἐμοί

Slide 11 - Question de remorquage

Deel twee: 
Persoonlijk voornaamwoord 3e persoon
hij, zij, het, zij mv

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Waar is de nominativus?
In het Grieks: geen nominativus nodig voor de derde persoon

1) Je ziet de persoon al aan de uitgang van het ww
2) Als er nadruk nodig is kan je de naam/het ding zelf herhalen


Slide 14 - Diapositive

Let op bij de rijtjes:
onzijdig acc enkelvoud: 
-ο in plaats van -ον

Slide 15 - Diapositive

Let op bij de vertaling:
In het Nederlands kun je bijv. bij een genitivus wel zeggen: 
van hem, van haar, van hen (over personen)
Maar niet: van het, van hetten (over dingen)
Dat wordt: ervan (ev en mv)
Bijvoorbeeld: 
Ik zie de taart en de maker ervan
Dit geldt altijd bij een voorzetsel (erin, eronder, erdoor, ervoor)
(Dat gekke Nederlands...)

Slide 16 - Diapositive

Volgens welke groepen gaan de rijtjes van het pers. vnw. 3e persoon?
A
Groep 1 en 2
B
Groep 2 en 3
C
Groep 1 en 3
D
Groep 1, 2 en 3

Slide 17 - Quiz

Geef de juiste aanvulling:
Ik zie de reus en de kinderen ...
A
van het
B
ervan
C
van haar
D
van hen

Slide 18 - Quiz

Geef de juiste aanvulling:
Ik zie de flat en de bakstenen ...
A
van het
B
ervan
C
van haar
D
van hen

Slide 19 - Quiz

Combineer de juiste vorm met de juiste vertaling
αὐτὀν
αὐτῶν
αὐτάς
αὐτῇ
αὐτά
αὐτῷ
hen
aan haar
ervoor
ze
ervan
hem

Slide 20 - Question de remorquage

Wat wil je nog vragen?

Slide 21 - Question ouverte

ΤΕΛΟΣ

Slide 22 - Diapositive