H4 Oefentoets Burgers en Stoommachines

Oefentoets H5
Tijdvak van Burgers en Stoommachines
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets H5
Tijdvak van Burgers en Stoommachines

Slide 1 - Diapositive

Het tijdvak van 1800 tot 1900 noemen we

Slide 2 - Question ouverte

Wanneer begon de industriële revolutie?
A
1800
B
1700
C
1850
D
1750

Slide 3 - Quiz

Tussen 1800 en 1900 begint de industriële revolutie. In welk land begon die industriële revolutie?
A
Nederland
B
Duitsland
C
Frankrijk
D
Engeland

Slide 4 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Welk begrip past het best bij deze afbeelding?

Slide 5 - Question ouverte

Huisnijverheid
Industrie
fabrieken
spinnenwiel
waterrad
boeren verdienen bij in de winter
stoommachine
rond 1700
vanaf 1750
massaproductie

Slide 6 - Question de remorquage

De eerste machines werden ontwikkeld voor de
A
Kolenmijnen
B
Paardentram
C
Scheepsbouw
D
Textielnijverheid

Slide 7 - Quiz

Nieuwe uitvindingen in de landbouw
landbouw wordt efficiënter
overschot aan boeren trekt naar de stad op zoek naar werk
de steden groeien

Slide 8 - Question de remorquage

Steden
De meeste mensen woonden
Reizen gebeurde
In straten van steden
waren
[..............................]
werden
[..............................]
op het
[..............................]
in een
[..............................]
meestal
[..............................]
meer met de
[..............................]
was het 's nachts
[..............................]
was
[..............................]
In 1800
In 1900
Plaats de woorden op de juiste plek in de tabel.
Denk logisch na.
klein
groot
platteland
stad
te voet
trein
pikdonker
verlichting

Slide 9 - Question de remorquage

De industriële revolutie duurde ongeveer honderd jaar. Waarom spreken we toch van een revolutie?

Slide 10 - Question ouverte

Rond 1800 werkten in Nederland de meeste mensen in
A
de landbouw
B
de industrie
C
de handel
D
diensten

Slide 11 - Quiz

Waarom lieten ouders in de 19e eeuw hun kinderen werken?

Slide 12 - Question ouverte

Bestudeer de afbeelding

Slide 13 - Diapositive

Welk voorbeeld van slechte woonomstandigheden zag je terug in de foto?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is geen slechte werkomstandigheid van de fabrieksarbeiders?
A
Gevaarlijke en luidruchtige fabriekshallen
B
Lange werkdagen voor weinig loon
C
De reistijd naar fabrieken was vaak lang
D
Je kon gemakkelijk op staande voet ontslagen worden

Slide 15 - Quiz

Wie werd in 1813 vorst van Nederland en in 1815 koning van Nederland, België en Luxemburg?
A
Stadhouder Willem V
B
Lodewijk Napoleon
C
Willem I
D
Willem II

Slide 16 - Quiz

Waarom vroeg Willem II Thorbecke uiteindelijk toch de nieuwe grondwet te schrijven?

Slide 17 - Question ouverte

Wat betekent censuskiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen

Slide 18 - Quiz

Na 1848 hadden de liberalen in Nederland de macht. Waar waren de liberalen in de 19e eeuw voor?
A
stemrecht voor mannen en vrouwen
B
Stemrecht voor welvarende burgers
C
Stemrecht voor het hoofd van het gezin

Slide 19 - Quiz

Liberalisme
Socialisme

stemrecht voor rijke burgers
nieuwe grondwet
voor arbeiders
algemeen kiesrecht

Slide 20 - Question de remorquage

Welk standpunt hadden de socialisten tegenover het kapitalisme?
A
kapitalisme omver werpen!
B
kapitalisme voor iedereen!
C
kapitalisme handhaven!
D
kapitalisme en socialisme kunnen samen!

Slide 21 - Quiz

Bij welke stroming past deze uitspraak?
"Arbeiders moeten beter beschermd worden"
A
Socialisme
B
Liberalisme

Slide 22 - Quiz

Bij welke stroming past deze uitspraak?
"Vrijheid is goed voor de economie"
A
Socialisme
B
Liberalisme

Slide 23 - Quiz

Hoe goed ging deze oefentoets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage