H4 Oefentoets Burgers en Stoommachines

Oefentoets H5
Tijdvak van Burgers en Stoommachines
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets H5
Tijdvak van Burgers en Stoommachines

Slide 1 - Diapositive

Het tijdvak van 1800 tot 1900 noemen we

Slide 2 - Question ouverte

Wanneer begon de industriële revolutie?
A
1800
B
1700
C
1850
D
1750

Slide 3 - Quiz

Tussen 1800 en 1900 begint de industriële revolutie. In welk land begon die industriële revolutie?
A
Nederland
B
Duitsland
C
Frankrijk
D
Engeland

Slide 4 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Welk begrip past het best bij deze afbeelding?

Slide 5 - Question ouverte

Huisnijverheid
Industrie
fabrieken
spinnenwiel
waterrad
boeren verdienen bij in de winter
stoommachine
rond 1700
vanaf 1750
massaproductie

Slide 6 - Question de remorquage

De eerste machines werden ontwikkeld voor de
A
Kolenmijnen
B
Paardentram
C
Scheepsbouw
D
Textielnijverheid

Slide 7 - Quiz

Nieuwe uitvindingen in de landbouw
landbouw wordt efficiënter
overschot aan boeren trekt naar de stad op zoek naar werk
de steden groeien

Slide 8 - Question de remorquage

Welk gevolg van de industriële revolutie zie je op de afbeelding?

Slide 9 - Question ouverte

Oorzaken
Gevolgen
Stoomtreinen
Landbouw-uitvindingen
Verstedelijking
Bevolkingsgroei
Meer vraag naar kleding
Luchtvervuiling
Beschikbaarheid goedkope grondstoffen

Slide 10 - Question de remorquage

Steden
De meeste mensen woonden
Reizen gebeurde
In straten van steden
waren
[..............................]
werden
[..............................]
op het
[..............................]
in een
[..............................]
meestal
[..............................]
meer met de
[..............................]
was het 's nachts
[..............................]
was
[..............................]
In 1800
In 1900
Plaats de woorden op de juiste plek in de tabel.
Denk logisch na.
klein
groot
platteland
stad
te voet
trein
pikdonker
verlichting

Slide 11 - Question de remorquage

De steden groeiden in Nederland na 1870 door.
I een groeiende welvaart
II de trek van veel mensen van het platteland naar fabrieken in de stad
A
I is goed en II is fout
B
I is fout en II is goed
C
Beide zijn goed
D
Beide zijn fout

Slide 12 - Quiz

De industriële revolutie duurde ongeveer honderd jaar. Waarom spreken we toch van een revolutie?

Slide 13 - Question ouverte

Rond 1800 werkte in Nederland de meeste mensen in
A
de landbouw
B
de industrie
C
de handel
D
diensten

Slide 14 - Quiz

VWO: Bekijk de afbeelding

Slide 15 - Diapositive

Leg met twee bronelementen uit dat dit schilderij goed bij de romantiek past

Slide 16 - Question ouverte

Sleep de kenmerken naar de juiste samenleving
Industriële samenleving
Landbouw samenleving
In steden zijn handel en nijverheid belangrijk
In steden zijn industrie en diensten belangrijk
Meer dan de helft van de bevolking woont in de stad
Meer dan de helft van de bevolking woont op het platteland

Slide 17 - Question de remorquage

Waarom lieten ouders in de 19e eeuw hun kinderen werken?

Slide 18 - Question ouverte

Bestudeer de afbeelding

Slide 19 - Diapositive

Welk voorbeeld van slechte woonomstandigheden zag je terug in de foto?

Slide 20 - Question ouverte

Wat is geen slechte werkomstandigheid van de fabrieksarbeiders?
A
Gevaarlijke en luidruchtige fabriekshallen
B
Lange werkdagen voor weinig loon
C
De reistijd naar fabrieken was vaak lang
D
Je kon gemakkelijk op staande voet ontslagen worden

Slide 21 - Quiz

Sorteer van rijk (boven) naar arm (onder). Eentje hoort er niet bij
Ondernemersklasse
Derde stand
Middenklasse (schoolmeesters, handelaren, winkeliers, etc.)
Arbeidersklasse

Slide 22 - Question de remorquage

Bron Een journalist beschrijft hoe de verschillende groepen in de samenleving volgens hem samenleven in Amsterdam rond 1894.


"U ziet op de kalme grachten van onze stad dat men elkaar hoffelijk groet, soms samen dineert en elkaar eigenlijk niet echt kent. Maar begeeft u zich in een van de volksbuurten, een nauwe straat vol rumoer en geraas. Er wordt in een van de huizen met nauwe trappen en smalle vensters een werkman thuisgebracht. Hem is een ongeluk overkomen. De hele straat of steeg leeft mee. Straks, als het gezin van de arbeider het moeilijk heeft, […] helpt elke buurtgenoot wat."
Lees de bron

Slide 23 - Diapositive

Past deze bron bij het kapitalisme? Leg je antwoord kort uit

Slide 24 - Question ouverte

Wat is een medische vooruitgang uit de tijd van burgers en stoommachines?
A
De hartmonitor
B
Verdovingen tijdens operaties & vaccinaties
C
Proteses (kunstlichaamdelen)
D
Antibiotica

Slide 25 - Quiz

Van welke theorie zien we hier een voorbeeld?

Slide 26 - Question ouverte

Wat is geen nieuw wetenschapsgebied uit dit tijdvak?
A
Psychologie
B
Psychiatrie
C
Economie
D
Astrologie

Slide 27 - Quiz

Wie werd in 1813 vorst van Nederland en in 1815 koning van Nederland, België en Luxemburg?
A
Stadhouder Willem V
B
Lodewijk Napoleon
C
Willem I
D
Willem II

Slide 28 - Quiz

Waarom vroeg Willem II Thorbecke uiteindelijk toch de nieuwe grondwet te schrijven?

Slide 29 - Question ouverte

In 1848 werd Nederland een constitutionele monarchie. Wat betekent dit?
A
Een vorst die alles beslist
B
De koning of koningin moeten komen uit de familie van Oranje Nassau
C
Een vorst die zich moet houden aan de grondwet

Slide 30 - Quiz

Wat betekent censuskiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen

Slide 31 - Quiz

Na 1848 hadden de liberalen in Nederland de macht. Waar waren de liberalen in de 19e eeuw voor?
A
stemrecht voor mannen en vrouwen
B
Stemrecht voor welvarende burgers
C
Stemrecht voor het hoofd van het gezin

Slide 32 - Quiz

Liberalisme
Socialisme

stemrecht voor rijke burgers
nieuwe grondwet
voor arbeiders
algemeen kiesrecht

Slide 33 - Question de remorquage

Welk standpunt hadden de socialisten tegenover het kapitalisme?
A
kapitalisme omver werpen!
B
kapitalisme voor iedereen!
C
kapitalisme handhaven!
D
kapitalisme en socialisme kunnen samen!

Slide 34 - Quiz

Bij welke stroming past deze uitspraak?
"Arbeiders moeten beter beschermd worden"
A
Socialisme
B
Liberalisme

Slide 35 - Quiz

Bij welke stroming past deze uitspraak?
"Vrijheid is goed voor de economie"
A
Socialisme
B
Liberalisme

Slide 36 - Quiz

Hoe goed ging deze oefentoets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Sondage