1BKA Hin lidwoord en zelfstandig naamwoord

Welkom
  • Ga rustig zitten volgens
    de plattegrond.
     
  • Pak alvast je boek.



timer
3:00
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
  • Ga rustig zitten volgens
    de plattegrond.
     
  • Pak alvast je boek.



timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

1. Verder met grammatica woordsoorten.
2. Een korte herhaling van § 3 zelfstandig naamwoorden en lidwoorden. 
3. Beginnen aan §3.



In deze les gaan we

Slide 2 - Diapositive

De lesdoelen
  • Je kunt werkwoorden herkennen.
  • Je weet wat zelfstandige naamwoorden staan.
  • Je weet in welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

6.2

Slide 4 - Diapositive

Werkwoord
Een werkwoord geeft aan wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt. Een werkwoord is een woordsoort. Sommige werkwoorden hebben een onbekende betekenis: hebben, kunnen, moeten, zijn

Slide 5 - Diapositive

Werkwoord
Een werkwoord herken je aan het feit dat je die kunt vervoegen. Je maakt er dan verschillende werkwoordsvormen van.
wandel, wandelt, wandelen, wandelde, wandelden, wandelend, gewandeld.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Heb je vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 8 - Diapositive

Wat
Cursus 5, paragraaf 1, opdracht 4 t/m 8 (k) 4 t/m 10 (b)
= huiswerk voor woensdag 25 januari 2024
Hoe
In je boek (bladzijde 198-199) en je schrift.
Hulp
Eerst buurman/buurvrouw vragen, daarna vinger omhoog als je het niet begrijpt.
Tijd
 10 minuten.
Uitkomst
Je kunt werkwoorden herkennen.
Je kunt lidwoorden en zelfstandig naamwoorden herkennen.
Klaar
Ga naar bladzijde 202 en lees alvast de theorie over zelfstandig naamwoorden en lidwoorden. 
timer
10:00

Slide 9 - Diapositive

Een zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant of ding. Een ding kan van alles zijn. 

vrouw, vader, hond, goudvis, kamerplant, tabaksplant, fiets, pen, voetbal, telefoon, AirPods, school.

Slide 10 - Diapositive

Een zelfstandig naamwoord
Je herkent een zelfstandig naamwoord aan drie dingen:
1. Je kunt een zn in het meervoud zetten (een fiets, twee fietsen).
2. Je kunt een zn verkleinen. (fiets - fietsje).
3. Je kunt er een lidwoord voor zetten (de fiets, een fiets). 

Slide 11 - Diapositive

Opwarmoefening 
Pak een pen en schrijf bij elk plaatje zoveel mogelijk zelfstandig naamwoorden op.  Wie schrijft de meeste op?

Dit doen we in stilte. 

Slide 12 - Diapositive

Welke zelfstandig naamwoorden zie je hier? 

Slide 13 - Diapositive

Welke zelfstandig naamwoorden zie je hier? 

Slide 14 - Diapositive

Welke zelfstandig naamwoorden zie je hier? 

Slide 15 - Diapositive

Heb je vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 16 - Diapositive

Wat
Cursus 5, paragraaf 3, opdracht 1 t/m 4.
= huiswerk voor woensdag 25 januari 2024. 
Hoe
In je boek (bladzijde 202-203) en je schrift.
Hulp
Eerst buurman/buurvrouw vragen, daarna vinger omhoog als je het niet begrijpt.
Tijd
10 minuten.
Uitkomst
Je kunt werkwoorden herkennen.
Je kunt lidwoorden en zelfstandig naamwoorden herkennen.
Klaar
Werk alvast verder aan opdracht 5.
timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Einde van deze les!
Je weet nu:
  • Waaraan je werkwoorden kunt herkennen. 
  • Wat zelfstandige naamwoorden zijn.
  • In welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.

Slide 18 - Diapositive

De lesdoelen
  • Je kunt werkwoorden herkennen.
  • Je weet wat zelfstandige naamwoorden zijn.
  • Je weet in welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.

Slide 19 - Diapositive

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin?
Het dorp is afgezet omdat er een nieuwe netflix serie wordt opgenomen.

A
is
B
dorp
C
serie
D
opgenomen

Slide 20 - Quiz

Aan welke drie kenmerken herken je een zelfstandig naamwoord?

Slide 21 - Question ouverte

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin?
Voor de wedstrijd drinkt Daan nog snel een biertje.

Slide 22 - Question ouverte