Wk 9/10: Woordsoorten cursus 5

Welkom
  • Pak je laptop en leg deze op de hoek van je tafel.



1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
  • Pak je laptop en leg deze op de hoek van je tafel.



Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Voorlezen
2. Verder met grammatica woordsoorten.
 3. Een korte herhaling van §1 Werkwoorden.
4. De theorie van §3 doornemen.
5. Beginnen aan §3.



In deze les gaan we

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De lesdoelen
  • Je kunt werkwoorden herkennen.
  • Je weet wat zelfstandige naamwoorden zijn.
  • Je weet in welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6.2

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoord

Een werkwoord geeft aan wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt. 

Een werkwoord is een woordsoort.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoord
Een werkwoord herken je aan het feit dat je die kunt vervoegen. Je maakt er dan verschillende werkwoordsvormen van.

wandel, wandelt, wandelen, wandelde, wandelden, wandelend, gewandeld.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant of ding. Een ding kan van alles zijn. 

vrouw, vader, hond, goudvis, kamerplant, tabaksplant, fiets, pen, voetbal, telefoon, AirPods, school.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zelfstandig naamwoord
Je herkent een zelfstandig naamwoord aan drie dingen:

1. Je kunt een zn in het meervoud zetten (een fiets, twee fietsen).
2. Je kunt een zn verkleinen. (fiets - fietsje).
3. Je kunt er een lidwoord voor zetten (de fiets, een fiets). 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het en een. 

Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: 
de prijs – een prijs.

Onbepaald lidwoord: een
Bepaald lidwoord: de & het

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat
Cursus 5, paragraaf 3, opdracht 1 t/m 7.
Hoe
Via de online methode
Hulp
Eerst buurman/buurvrouw vragen, daarna vinger omhoog als je het niet begrijpt.
Tijd
30 minuten.

Uitkomst
Je kunt werkwoorden herkennen.
Je kunt lidwoorden en zelfstandig naamwoorden herkennen.
Klaar
www.cambiumned.nl -> woordsoorten -> Lidwoorden en/of zelfstandignaamwoorden
timer
10:00

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een woordslang
Van zelfstandig naamwoorden. 

Slang - game - echo.
timer
5:00

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Einde van deze les!
Je weet nu:
  • Waaraan je werkwoorden kunt herkennen. 
  • Wat zelfstandige naamwoorden zijn.
  • In welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De lesdoelen
  • Je kunt werkwoorden herkennen.
  • Je weet wat zelfstandige naamwoorden zijn.
  • Je weet in welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het huiswerk is:
Vrijdag 28 februari
Cursus 5, paragraaf 3
Opdracht 1 t/m 7

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

04 - 03 - 2025

Herhaling, bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel.
Klaar? Huiswerk maken of werken aan het spel.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

De toets wordt verplaats naar een ander moment. Ik zet het na de les in SOM.
Het woordsoorten spel

  • Dinsdag 11 maart inleveren.
  • Hoe ver zijn jullie? 

Slide 20 - Diapositive

Wie heeft er al een spel bedacht?
Wie hebben de handleiding al geschreven of hier een begin aan gemaakt?
Werkwoord (ww)

Een werkwoord geeft aan wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt. 

Een werkwoord is een woordsoort.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zelfstandig naamwoord (znw)
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant of ding. Een ding kan van alles zijn. 

vrouw, vader, hond, goudvis, kamerplant, tabaksplant, fiets, pen, voetbal, telefoon, AirPods, school.

Slide 22 - Diapositive

1. Je kunt een zn in het meervoud zetten (een fiets, twee fietsen).
2. Je kunt een zn verkleinen. (fiets - fietsje).
3. Je kunt er een lidwoord voor zetten (de fiets, een fiets). 
Lidwoord (lw)
Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het en een. 

Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: 
de prijs – een prijs.

Onbepaald lidwoord: een
Bepaald lidwoord: de & het

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin?
Het dorp is afgezet omdat er een nieuwe netflix serie wordt opgenomen.

A
is
B
dorp
C
serie
D
opgenomen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan welke drie kenmerken herken je een zelfstandig naamwoord?

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin?
Voor de wedstrijd drinkt Daan nog snel een biertje.

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een werkwoord is iets dat je doet.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de drie lidwoorden?

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het werkwoord in de zin:
Ik loop naar school.
A
ik
B
loop
C
naar
D
school

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Koken is een werkwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijvoeglijk naamwoord (bn)

  • Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
  • De mooie trui, de snelle auto, het groene gras, de lieve jongen
  • Staat voor óf achter een zelfstandig naamwoord.
  • Heeft een lange en een korte vorm.

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een zin met een bijvoeglijk naamwoord én een zelfstandig naamwoord.

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorzetsel (vz)
  • Een plaats: in / op / naar (de kast)
  • Een tijd: na / tijdens / in (de pauze)
  • Een reden of oorzaak: door / vanwege (de regen) 

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het huiswerk
Vrijdag 7 maart

BK: Cursus 5 paragraaf 5 + 6. Alle opdrachten.

KT:  cursus 5 paragraaf 5 + 7
Alle opdrachten.

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat
Cursus 5, paragraaf 5, alle opdrachten.
Hoe
Via de online methode
Hulp
Eerst buurman/buurvrouw vragen, daarna vinger omhoog als je het niet begrijpt.
Tijd
... minuten

Uitkomst
Je kunt voorzetsels en bijvoeglijk naamwoorden herkennen.
Klaar
Verder werken aan het huiswerk (BK: paragraaf 5 + 6, KT: 5 + 7) óf verder werken aan het spel. Werk wel zachtjes.
timer
10:00

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het huiswerk
Vrijdag 7 maart

BK: Cursus 5 paragraaf 5 + 6. Alle opdrachten.

KT:  cursus 5 paragraaf 5 + 7
Alle opdrachten.

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions