Retorische middelen

Retorische middelen
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Retorische middelen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat zijn retorische middelen?
Retorica (Oudgrieks) is letterlijk 'redenaarskunst' of 'welsprekendheid'.  
Kunst van het spreken in het openbaar. 


Retorische middelen gebruik je om aantrekkelijk te kunnen spreken en schrijven.
 

Slide 3 - Diapositive

Paradox
Een paradox is een schijnbare tegenstelling.
Weinig alcohol kan te veel zijn.
Hoe gespecialiseerder iemand is, des te minder kan hij.


Slide 4 - Diapositive

Antithese (tegenstelling)
Bij antithese worden tegengestelde dingen gecombineerd zodat ze meer opvallen.
Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.
In het stille dal knettert het overal.
‘s Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.



Slide 5 - Diapositive

Repetitio
Hierbij wordt er gebruikgemaakt van een herhaling van woorden om datgene wat je zegt te onderstrepen.
Voorbeelden:
Uur na uur bleef het stil.
Drommels, drommels en nog eens drommels

Slide 6 - Diapositive

Enumeratio
Dit is een (lange) opsomming.
Voorbeelden:
Rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.
Plastic, blikjes, peuken, papier en lege zakjes gooien ze zomaar in de berm.

Slide 7 - Diapositive

Opsomming in drieën (drieslag)
De naam zegt het al: er worden drie dingen opgesomd
Voorbeelden:
Te land, ter zee en in de lucht.
De soldaten vochten voor God, vaderland en Oranje.

Slide 8 - Diapositive

Een repetitio is een
A
schijnbare tegenspraak
B
herhaling
C
opsomming in drieën
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert

Slide 9 - Quiz

Een climax is een
A
herhaling
B
opsomming in drieën
C
lange opsomming
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert

Slide 10 - Quiz

Een enumeratio is een
A
(lange) opsomming
B
herhaling
C
schijnbare tegenspraak
D
opsomming in drieën

Slide 11 - Quiz

Wat is een opsomming in drieën?
A
fout, fout, fout
B
Eerst wandelde hij, toen ging hij over in een draf en uiteindelijk begon hij te sprinten.
C
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
D
rust, reinheid, regelmaat

Slide 12 - Quiz

Je hebt mensen en mensen.

Dit is een:
A
climax
B
drieslag
C
repititio
D
enumeratio

Slide 13 - Quiz

Zij begon op het vmbo, ging naar havo, toen naar het hbo en zit nu op de universiteit.
A
Repititio
B
Opsomming in drieën
C
Enumeratio
D
Climax

Slide 14 - Quiz

Regenwouden, tropische stranden, exotische dieren en bijzondere steden hebben we gezien. Dit is een:
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Opsomming in drieën (drieslag)
D
Climax

Slide 15 - Quiz

Wat is het verschil tussen antithese en paradox?
A
Bij antithese moet je er extra over nadenken
B
Er is geen verschil
C
Het lijkt niet eens op elkaar!
D
Bij paradox moet je er extra over nadenken

Slide 16 - Quiz

Er is één constante in het leven: dat alles voortdurend verandert.
A
Paradox
B
Antithese

Slide 17 - Quiz

Aan het werk
Ga met je speech aan de slag (onderwerp, argumenten voor en tegen, verwoording, etc.).

Slide 18 - Diapositive