Nieren, bloeddruk regulering, RAAS

Nierfalen en RAAS
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2-4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Nierfalen en RAAS

Slide 1 - Diapositive

Anatomie nieren/nefron - werking - nierfalen - tensie regulering 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Anatomie nefron
Glomerulus

Kapsel van Bowman

lis van Henle

Slide 4 - Diapositive

Wat is ultrafiltratie? Wat maakt dit anders dan urine?

Slide 5 - Question ouverte

Ultrafiltratie
Het officiële woord voor voorurine. In de voorurine zitten nog allerlei nuttige stoffen (o.a. elektrolyten) die er tijdens het filtratieproces worden uitgefilterd of juist extra worden toegevoegd door de nieren.

Slide 6 - Diapositive

Ultrafiltratie
Natrium, kalium, fosfor, calcium, H2O, zuren, bicarbonaat, ureum, creatinine

Glucose en grote eiwit cellen worden weer terug geresorbeerd 

Slide 7 - Diapositive

Werking nieren






De plaats waar de urineproductie begint door ultrafiltratie 
De plaats waar de urine definitief wordt door terugresorptie en concentratie

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Ultrafiltratie en urine
  • Uiteindelijk wordt meer dan 99% van de voorurine teruggeresorbeerd, zo'n 178,5 liter van de 180 liter die per dag gevormd wordt.
 
  • Er blijft gemiddeld 1,5 liter urine over met daarin gemiddeld 14 gram keukenzout (natrium) en 30 gram ureum, en een zeer kleine hoeveelheid ammoniak.
 
  • Met de 178,5 liter voorurine die in totaal teruggeresorbeerd wordt, wordt o.a. gemiddeld 1,45 kilo keukenzout en 268 gram glucose mee terug genomen.

Slide 10 - Diapositive

Nierfalen
Bij vermoeden van nierfalen is bloed onderzoek een belangrijke stap.







Slide 11 - Diapositive

Waarom is bloed onderzoek de belangrijkste graadmeter om nierfalen te diagnosticeren?

Slide 12 - Question ouverte

Bloedonderzoek
eGFR (glomerular filtration rate) -> filtratie van creatinine
(en eventueel ACR (albumine-creatinineratio)

GFR kan geschat worden op basis van de creatininewaarde (afbraakproduct spieren) in het bloed. Dit getal geeft aan hoeveel bloed de nieren per minuut kunnen filteren/zuiveren. Bij een gezonde persoon is dat meer dan 90 milliliter per minuut. Deze waarde neemt af met toenemende leeftijd en geslacht speelt hierbij ook een rol.

Slide 13 - Diapositive

Classificatie nierfalen
De ernst van nierfalen, het stadium van verminderde nierfunctie waarin men zich bevindt, wordt afgeleid uit de waarde van de eGFR.

Stadium 1: normaal. De eGFR is meer dan 90 milliliter per minuut.
Stadium 2: mild nierfalen. De eGFR is tussen 60 en 89 milliliter per minuut.
Stadium 3: matig nierfalen. De eGFR is tussen 30 en 59 milliliter per minuut.
Stadium 4: zwaar nierfalen. De eGFR is tussen 15 en 29 milliliter per minuut.
Stadium 5: eindstadium van de nierziekte. De eGFR is minder dan 15 milliliter per minuut.

Slide 14 - Diapositive

Nierfalen
Vanaf stadium 3 moet nierfalen behandeld worden. 
Patiënten in stadium 5 (< 10% van de nierfunctie over) heeft dan nierfunctie vervangende therapie nodig en kan op de donortransplantatielijst worden gezet. 

Slide 15 - Diapositive

Hoe ontstaat meestal nierfalen?
A
Diabetes
B
(Chronische) hypertensie
C
Allebei zijn goed
D
Allebei zijn fout

Slide 16 - Quiz

Andere oorzaken nierfalen
Nierstenen: Ontstaan door het samenklonteren van afvalstoffen in urine. Nierstenen zijn eigenlijk niet schadelijk. Maar bij een verstopping kan de nier beschadigen.

Glomerulonefritis: Bij een Nierfilterontsteking zijn de glomeruli beschadigd. Daardoor kunnen ze het bloed niet meer zuiveren. 

Arteriosclerose: Slagaderverkalking kan ook gebeuren met de slagaders die de nieren van bloed voorzien. De slagaderen slibben langzaam dicht en de nieren krijgen minder bloed aangevoerd. Dit kan tot nier schade leiden. 

Slide 17 - Diapositive

Nierfalen 
Een andere manier om nierfalen in te delen is om te kijken naar de oorzaak in combi met waar in/rond de nieren het dan fout gaat.

  • Pre renaal -> oorzaak voor de nieren
  • Renaal -> oorzaak in de nieren
  • Post renaal -> oorzaak na de nieren (in urinewegen)

 

Slide 18 - Diapositive

Het doel van het RAA systeem is om....
A
RR te laten stijgen
B
RR te laten dalen
C
Meer afvalstoffen uit te scheiden
D
Minder afval stoffen uit te scheiden

Slide 19 - Quiz

Bloeddruk regeling

Slide 20 - Diapositive

Bloeddruk regeling
Drie systemen regelen onze bloeddruk:

Sympathicus -> vasoconstrictie

Hersenen -> hypofyse -> ADH

Nieren -> RAAS 


Slide 21 - Diapositive

Renine, Agiotensine, Aldosteron systeem
Stap 1: Renine (nieren)-> zet angiotensinogeen om in angiotensine 1

Stap 2: Angiotensine 1 -> omgezet in angiotensine 2 door het stofje ACE (gebeurt in de longvaten)

Stap 3: Angiotensine 2 -> zorgt voor vasoconstrictie, activeert dorst gevoel en  activeert bijnieren om aldosteron uit te scheiden

Stap 4: Aldosteron -> haalt natrium terug uit de voorurine, waardoor er meer natrium in het lichaam blijft. Natrium trekt H2O aan (osmose) en dus zal water mee teruggaan het lichaam in. 
 

Slide 22 - Diapositive

RAAS
Renine
Tekst
Renine + angiotensinogeen = angiotensine 1!

Angiotensine 1 + ACE = angiotensine 2!
Angiotensine 2 activeert aldosteron!

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Hoe onderdrukken wij het net getoonde bloeddruk regulerende systeem?

Slide 25 - Question ouverte

Tensie verlagen  
  • Om een hoge bloeddruk te verlagen heeft ons lichaam maar één route, namelijk via de natriuretische peptiden, waarvan atriaal natriuretisch peptide (ANP) de belangrijkste is.
  • Als er door een hoge bloeddruk extra druk op het hart staat rekken de volume receptoren uit, waardoor ANP wordt afgegeven. 

  • Effect is dat er meer natrium wordt uit gescheiden. Waar natrium gaat, gaat H2O (osmose) ->  bloedvolume neemt af en daarmee daalt de bloeddruk. 
  • ANP vermindert het dorstgevoel en remt afgifte ADH en aldosteron. Zorgt voor vasodilatatie, waardoor de diameter van de bloedvaten toeneemt, de perifere weerstand daalt en dus ook de bloeddruk daalt.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Einde les!

Slide 29 - Diapositive