4.1 - Een stroomkring maken (les 3)

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Dag R2B! Ga op de juiste plek zitten, je bent GEEN LAPTOP nodig. Zorg dat je een etui op tafel hebt liggen.

Dag R2C! Ga op de juiste plek zitten. Zorg dat je bent ingelogd op lessonup.app. Doe daarna je laptop op een kiertje!

Dag R2D! Ga op de juiste plek zitten. Zorg dat je bent ingelogd op lessonup.app. Doe daarna je laptop op een kiertje!

4.1 - Een stroomkring maken (les2)

Lesdoelen voor vandaag

4.1.3 - Je kunt een verschil tussen geleider en isolatoren beschrijven

4.1.4 - Je kunt een aantal geleiders en isolatoren benoemen. Deze kennis heb je opgedaan door een practicum te doen.

4.1.5 - Je kunt uitleggen op welke manier je de stroomsterkte meet

Waar hebben we het de vorige keer over gehad?

Waarom krijg ik geen schok?

Isoleren en geleiden

Hoe bewegen ladingen?

Geleider: stoffen waar ladingen makkelijk doorheen stromen.
Zoals: ...................
Isolator: stoffen waar ladingen moeilijk doorheen stromen.
Zoals: ...................

Hoe bewegen ladingen?

Geleider: stoffen waar ladingen makkelijk doorheen stromen.
Zoals: koper, ijzer, aluminium
Isolator: stoffen waar ladingen moeilijk doorheen stromen.
Zoals: hout, lucht en plastic

De stroomsterkte meten

Met een stroommeter meten we de stroomsterkte in Ampère (A)

De stroomsterkte is overal in de kring even groot! Het maakt dus niet uit waar je meet.

Hoe schrijven we het op?

De stroomsterkte kan je meten met een

 Stroommeter. Deze meet het aantal ladingen dat op een bepaalde plek passeert in 1 seconde!

Stroomsterkte  kent de eenheid Ampere

Afgekort als [A]

Kleine waarden schrijf je als milli-ampere [mA)

Omrekenen

0,05 A = ……………………mA

0,25 A = ……………………mA

14 mA = ………………….A

750 mA = ……………………A

omrekenen

:1000

mA ——> A 

x1000

     A ——-> mA

1250 mA = ...... A

800 mA = ... A

Vul in...
0,375 A =……………. mA

Reken om:
1,7 A = .............mA

Reken om:
a 5 mA = … A
b 452 mA = … A
c 5,75 A = … mA
d 0,85 A = … mA

Ga nu zelf aan de slag

Wat? Maak H4.1 - 1 t/m 10 

Hoe? Je mag fluisterend overleggen. Ik wil je niet kunnen horen.

Hoe lang? Tot het einde van de les

Klaar? Ga aan de slag met de test jezelf.