Paragraaf 1 en 3 lezen 4v 4H

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Zorgt de harde lockdown voor meer depressies?

Dit kan een hoofdgedachte van een tekst zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Het probleem van de plastic soep is funest voor mens en dier.
Deze zin kan een hoofdgedachte zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Noteer de vijf belangrijkste tekstdoelen.

Slide 4 - Question ouverte

'Proeven met je ogen'

Is deze titel een..
A
informerende titel
B
motiverende titel

Slide 5 - Quiz

'Opnieuw wolf gesignaleerd'

Deze titel is een..
A
informerende titel
B
motiverende titel

Slide 6 - Quiz

Wat is een anekdote?

Slide 7 - Question ouverte

Noem twee functies van de inleiding van een tekst.

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Welke manier gebruikt de schrijver om de inleiding aantrekkelijk te maken?
A
hij verwijst naar een actuele gebeurtenis
B
hij beschrijft kort de voorgeschiedenis
C
hij geeft een aantrekkelijk voorbeeld
D
hij geeft het belang van het publiek aan

Slide 10 - Quiz

Onze kennis van de wereld wordt steeds groter en tegelijkertijd weten we steeds minder.

Deze eerste zin is een klassieke manier van ...
A
schokkende of opvallende cijfers
B
een paradox
C
een prikkelend citaat
D
een suggestieve of raadselachtige opsomming

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

In het slot dat je net gelezen hebt, staat de hoofdgedachte. deze staat bij nummer:
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

In welk deel van de tekst staan de deelonderwerpen?

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Wat is het deelonderwerp van de vorige alinea?
A
mensen opsporen
B
laag voor laag onderzoeken
C
zoeken op bepaalde stofjes
D
misdrijven oplossen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Welke zin van de alinea is de kernzin?
A
zin 1
B
zin 2
C
zin 3
D
zin 4

Slide 19 - Quiz

Welk verband hoort bij de volgende signaalwoorden?

zoals, net..als, evenals, beter dan...
A
opsommend verband
B
toelichtend verband
C
voorwaardelijk verband
D
vergelijkend verband

Slide 20 - Quiz

Welk verband hoort bij de volgende signaalwoorden?

ook al, weliswaar, hoewel, ofschoon
A
samenvattend verband
B
voorwaardelijk verband
C
toegevend verband
D
chronologisch verband

Slide 21 - Quiz

De maximumsnelheid moet weer terug naar 120 kilometer per uur, want dan vallen er minder slachtoffers.
Het standpunt is...


A
De maximumsnelheid moet weer terug naar 120 kilometer per uur
B
dan vallen er minder slachtoffers.

Slide 22 - Quiz

Het is onverstandig dat Nederland minder aardgas gaat gebruiken.
Dit is een...
A
positief standpunt
B
standpunt van twijfel
C
negatief standpunt

Slide 23 - Quiz

Tijdens marathons krijgen sommige deelnemers hartklachten. Hardlopen is dus helemaal niet zo gezond als iedereen denkt.
Wat is het argument?
A
de eerste zin
B
de tweede zin

Slide 24 - Quiz

Welk tekstdoel heeft een ingezonden brief?
A
informeren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
activeren

Slide 25 - Quiz

Weektaak hoofdstuk 1 basis
Maak opdracht 1 en 2 van paragraaf 1 onderwerp, hoofdgedachte en tekstdoel (velen al gemaakt)
Maak opdracht 1 en 2 van paragraaf 2 inleiding en slot
Opdracht 1 en 5 van paragraaf 3 

Slide 26 - Diapositive

Beschouwing, betoog en uiteenzetting

Slide 27 - Diapositive

Maar eerst even een korte herhaling 

Slide 28 - Diapositive

De maximumsnelheid moet weer terug naar 120 kilometer per uur, want dan vallen er minder slachtoffers.
Het standpunt is...


A
De maximumsnelheid moet weer terug naar 120 kilometer per uur
B
dan vallen er minder slachtoffers.

Slide 29 - Quiz

Welk tekstdoel heeft een ingezonden brief?
A
informeren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
activeren

Slide 30 - Quiz

Het is onverstandig dat Nederland minder aardgas gaat gebruiken.
Dit is een...
A
positief standpunt
B
standpunt van twijfel
C
negatief standpunt

Slide 31 - Quiz

Beschouwing, betoog en uiteenzetting

Slide 32 - Diapositive

Uiteenzetting
Een uiteenzetting is bedoeld om de lezer te informeren: een bepaald onderwerp wordt objectief uitgewerkt. In een uiteenzetting staan meestal veel feiten en toelichtingen of voorbeelden. De hoofdgedachte van een uiteenzetting is vaak een constatering (= de vaststelling van een feit of een verschijnsel), bijvoorbeeld: ‘Technische studies zijn hun nerd-achtige imago kwijtgeraakt.’

Slide 33 - Diapositive

Betoog
Een betoog is bedoeld om te overtuigen: de schrijver wil dat de lezers zijn mening (standpunt) over een bepaalde kwestie overnemen. Die mening is ook de hoofdgedachte van de tekst, bijvoorbeeld: ‘Tweede Kamerleden die uit hun fractie stappen, moeten hun Kamerzetel afstaan.’ De auteur geeft argumenten voor zijn standpunt en soms weerlegt hij argumenten die de lezers tegen zijn standpunt kunnen inbrengen.

Slide 34 - Diapositive

Een beschouwing
Een beschouwing is bedoeld om te opiniëren: de auteur wil zijn lezers zelf over iets laten nadenken, zodat ze zich er een mening over kunnen vormen. De hoofdgedachte van een beschouwing is dan ook vaak een formulering als ‘Hoewel de geleerden het erover eens zijn dat er iets moet gebeuren om de wereldbevolking van voedsel te voorzien, zijn de meningen verdeeld over wat dat dan precies moet zijn.’

Slide 35 - Diapositive

Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort beschouwing?
A
informeren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
activeren

Slide 36 - Quiz

De hoofdgedachte van een uiteenzetting is vaak een constatering (=vaststelling van een feit of een verschijnsel).
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quiz

De schrijver wil zijn lezers zelf over iets na laten denken, zodat ze zich er een mening over kunnen vormen.
Deze omschrijving hoort bij een...
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 38 - Quiz

Huiswerk
Maken opdracht 1 en 2 van paragraaf 3 uiteenzetting, betoog en beschouwing van paragraaf 2 lezen. 

Slide 39 - Diapositive

Ik begrijp het verschil tussen een betoog, uiteenzetting en beschouwing nu helemaal.
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Sondage