Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Oefentoets OA Kleuter
Oefentoets OA Kleuter
Periode 3
2022-2023
1 / 21
suivant
Slide 1:
Diapositive
OA
MBO
Studiejaar 1
Cette leçon contient
21 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositive de texte
.
La durée de la leçon est:
60 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Oefentoets OA Kleuter
Periode 3
2022-2023
Slide 1 - Diapositive
Kleuters kunnen veel angsten hebben.
Wat is meestal de oorzaak van deze angsten?
A
Fantasie
B
Geweten
C
Zelfbeeld
D
Trauma
Slide 2 - Quiz
Welke uitspraak over genderspecifiek gedrag is juist?
A
Genderspecifiek gedrag is aangeleerd.
B
Genderspecifiek gedrag is aangeboren.
C
Genderspecifiek gedrag is deels aangeboren, deels aangeleerd.
Slide 3 - Quiz
Welke aandachtspunten zijn juist als je te maken hebt met een kind dat jokt? Kies de juiste antwoorden.
A
Zeg nooit dat een kind zich vergist
B
Geef de kleuter straf
C
Ga de strijd met de kleuter niet aan
Slide 4 - Quiz
Waarom wil een kleuter lief en aardig gevonden worden?
A
Een kleuter krijgt steeds meer zelfbesef en beseft daarmee ook dat hij nog klein is.
B
Een kleuter probeert greep op de wereld te krijgen.
C
Een kleuter is een stuk minder egocentrisch aan het worden.
D
Een kleuter vergelijkt zich nog niet met anderen.
Slide 5 - Quiz
Een kleuter vergelijkt zichzelf met anderen en denkt na over de vraag wie hij is.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Welke uitspraken over de emotionele ontwikkeling van de kleuter zijn juist?
A
Een kleuter die iets meemaakt denkt daar lang over na en wil daar meestal over praten.
B
Kleine gebeurtenissen kunnen diepe indruk maken op een kleuter.
C
Een kleuter is zelden of nooit bang. Hij gebruikt zijn fantasie. Hij fantaseert bijvoorbeeld dat hij een tijger is.
Slide 7 - Quiz
Het is belangrijk kleuters te leren kritisch te kijken naar het gedrag van andere mensen. Welk onderzoek toont dat aan?
A
Bandura-experiment
B
Marshmallowtest
C
Zelfvertrouwen test
D
Geen van deze onderzoeken
Slide 8 - Quiz
Genderidentiteit is:
A
Het besef dat je broertjes of zusjes hebt.
B
Het feit dat kinderen nieuwsgierig zijn naar hun geslachtsdelen.
C
Dat een jongen liever een meisje wil zijn of een meisje liever een jongen.
D
Het voortdurend aanwezige besef of je een man of een vrouw, jongen of een meisje bent.
Slide 9 - Quiz
Bij een kleuter ontwikkelt zich het innerlijke geweten.
Welke uitspraken zijn juist? Kies de juiste antwoorden
A
Een kleuter heeft goed door dat hij het is die iets stouts heeft gedaan.
B
Kleuters beseffen nog nauwelijks wat mag en wat niet mag.
C
Bij een kleuter ontwikkelen zich schaamtegevoelens en schuldgevoelens.
Slide 10 - Quiz
Een kleuter heeft jouw begeleiding nodig om zijn geweten te vormen.
Welke manier van begeleiden is niet juist?
A
Wees duidelijk in wat mag en niet mag.
B
Negeer het als een kleuter de regels overtreedt.
C
Geef het goede voorbeeld.
D
Een kleuter mag zich best een beetje schuldig voelen (dat is geen signaal dat je hem te streng aanpakt).
Slide 11 - Quiz
Hoe oud is de kleuter?
A
0-2 jaar
B
2-4 jaar
C
4-6 jaar
D
6-12 jaar
Slide 12 - Quiz
Er is een verband tussen de keuze die een kind als kleuter maakt en de mate van succes op latere leeftijd. Welk onderzoek toont dit aan?
A
Bandura-experiment
B
Marshmallowtest
C
Zelfvertrouwenstest
D
Geen van deze onderzoeken
Slide 13 - Quiz
Waar liggen volgens de kleuter de meeste dopjes?
A
Links
B
Rechts
C
Allebei evenveel
Slide 14 - Quiz
Een kleuter is minder egocentrisch dan een peuter
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
Wat kan leiden tot narcisme?
A
Een laag positief zelfbeeld
B
Het niet beschikken over een zelfbeeld
C
Een te (hoog) positief zelfbeeld
D
Een negatief zelfbeeld
Slide 16 - Quiz
Hoe ga je om met een kleuter die jokt?
A
Het kind bestraffen
B
Ga met hem hier het conflict (gesprek)over aan
C
Boos worden op het kind
D
Er geen probleem van maken
Slide 17 - Quiz
Welk 'soort' denken zorgt ervoor dat een kleuter snel angstig is?
A
Fantasie denken
B
Abstract denken
C
Logisch denken
D
Realiteitsdenken
Slide 18 - Quiz
Over welke soort motivatie beschikt een kleuter?
A
Extrinsieke motivatie
B
Intrinsieke motivatie
C
A-motivatie
D
Externe motivatie
Slide 19 - Quiz
De meeste kinderen ontwikkelen in de kleutertijd ook een voetvoorkeur
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
Wat verbeterd zich om motorisch gebied?
A
Fijne motoriek
B
Grove motoriek
C
Zowel de fijne motoriek, als de grove motoriek
D
Geen van beide
Slide 21 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Herhaling Theorie OA periode 1 2022-2023
Novembre 2023
- Leçon avec
41 diapositives
Pedagogisch werk
MBO
Studiejaar 1
ZEO les 4 (officieel les 3)
Décembre 2022
- Leçon avec
19 diapositives
ZEO
MBO
Studiejaar 1
3MMWE hst 1: Herhaling inleiding
Septembre 2024
- Leçon avec
36 diapositives
Sociale wetenschappen
Secundair onderwijs
Ontwikkelingspsychologie kleuter en schoolkind
Novembre 2023
- Leçon avec
17 diapositives
Welzijn
MBO
Studiejaar 1
Ontdek de Emoties van Kleuters
Janvier 2024
- Leçon avec
13 diapositives
HC 7 Kleuters en hun innerlijk geweten 2021 - 2022
Mai 2022
- Leçon avec
31 diapositives
Ontwikkelingspsychologie
MBO
Studiejaar 1
Herhaling: de ontwikkeling van peuter en kleuter
Septembre 2024
- Leçon avec
30 diapositives
Pedagogisch handelen
Secundair onderwijs
Socio-emotionele ontwikkeling
Octobre 2022
- Leçon avec
35 diapositives
Sociale wetenschappen
Secundair onderwijs