Spelling - korte en lange klanken/klankgroepen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Spelling: korte en lange klanken

Doelen:

In deze les gaan we het hebben over klankgroepen en korte + lange klanken.

Aan het einde van deze les:

• weet je wanneer je een enkele of dubbele klinker moet schrijven;
• weet je wanneer je een enkele of dubbele medeklinker moet schrijven;
• herken je klankgroepen in woorden.

Het woord school heeft een:

1. kort klank
2. lange klank

Het woord hand heeft een:

1. korte klank
2. lange klank

Een woord met een lange klank langer maken.

Hoor je een lange klank aan het einde van de klankgroep? 

- klinker 

Bijvoorbeeld:

aap (lange klank) > apen (-a)

Je laat dus een klinker weg als je een lange klank korter wil maken

Klankgroep

Een woord kun je in stukjes verdelen. Elk stukje is een klankgroep. Een woord kan uit één of meer klankgroepen bestaan. 

Voorbeeld:

kroket

kro -    je hoort oo; dit is een lange klank

ket        je hoort e; dit is een korte klank

Het woord kroket heeft dus 2 klankgroepen; een lange en een korte klankgroep.

Het woord olifant heeft:

1. 1 klankgroep
2. 2 klankgroepen
3. 3 klankgroepen

Het woord brood heeft:

1. 1 klankgroep
2. 2 klankgroepen
3. 3 klankgroepen

Een woord met een korte klank langer maken.

Hoor je een korte klank aan het einde van de klankgroep?

+ medeklinker 

Bijvoorbeeld:

pet (korte klank) > petten (+t)

Je verdubbelt dus de medeklinker als je een korte klank langer wilt maken

Je wilt het woord 'dop' langer maken. Je schrijft:

1. dopen
2. doppen

Je wilt het woord 'kroket' langer maken.
Je schrijft:

1. kroketten
2. kroketen

Je wilt het woord 'schaap' langer maken.
Je schrijft:

1. schapen
2. schaapen

Je wilt het woord 'plaat' langer maken.
Je schrijft:

1. plaaten
2. platen

Aan de slag......

Je gaat nu opdracht 17, 19, 20 en 21 maken op blz. 66 t/m 68

= huiswerk voor morgen!