Week 3 Onderdeel B Keuzes maken/ Genotmiddelen

Onderdeel B: Keuzes maken/ genotmiddelen

Goed voor jezelf zorgen is soms best moeilijk. Daarvoor moet je de goede keuzes maken. Van de jongeren in De Springplank is Laura de enige die zich goed verzorgt, maar dat is alleen haar buitenkant. Hoe gezond leven de jongeren eigenlijk?

Veel jongeren roken en drinken regelmatig alcohol. Verder experimenteert Kevin weleens met drugs. Hij vindt het fijn om zo af en toe een blowtje te roken. Dan kan hij even alles om zich heen vergeten en zich prettig voelen. Dat is een keuze.
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Onderdeel B: Keuzes maken/ genotmiddelen

Goed voor jezelf zorgen is soms best moeilijk. Daarvoor moet je de goede keuzes maken. Van de jongeren in De Springplank is Laura de enige die zich goed verzorgt, maar dat is alleen haar buitenkant. Hoe gezond leven de jongeren eigenlijk?

Veel jongeren roken en drinken regelmatig alcohol. Verder experimenteert Kevin weleens met drugs. Hij vindt het fijn om zo af en toe een blowtje te roken. Dan kan hij even alles om zich heen vergeten en zich prettig voelen. Dat is een keuze.

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel:

Aan het einde van deze les:
Les 1:
- Weet de leerling dat hij/ zij altijd een keuze kan maken
- Welke factoren jouw keuzes kunnen beïnvloeden en welke gevolgen dit kunnen hebben

Les 2: 
-Weet de leerling wat genotmiddelen zijn
-Kan de leerling informatie geven over het gebruik van genotmiddelen
-Weet de leerling wat verslaving is en wat de gevolgen zijn

Slide 2 - Diapositive

Deze les bestaat uit?
- LessonUp
- Thema's Keuzes maken en het thema Genotmiddelen komen aan bod
- De betreffende theorie komt aan bod
- Opdrachten zullen klassikaal/ individueel gemaakt worden.

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 6
Keuzes maken is een belangrijk thema in het leren zelfstandig te worden. De hele dag door moet je keuzes maken. Niet alle keuzes zijn even belangrijk natuurlijk. Maar wie gezond wil zijn, zal verstandige keuzes moeten maken.

Wie herkent wel eens keuzestress...


Slide 4 - Diapositive

Wat is keuzestress
Bij grote keuzes moet je eerst goed nadenken. Er kan dan ook twijfel ontstaan. Zal ik wel of juist niet. Er kan dan keuzestress ontstaan. Keuzestress is een vorm van stress die veroorzaakt wordt doordat iemand overspoeld wordt met informatie die overwogen moet worden om een 'goede' keuze te kunnen maken.



Slide 5 - Diapositive

Emoties
Emoties hebben grote invloed op het maken van keuzes. 
Emoties zijn gevoelens die bij een bepaalde situatie of herinnering ervaren worden.

Blijdschap, angst, boosheid en verdriet zijn emoties/ gevoelens die bepalen of je iets wel of niet wilt of gaat doen.

Van veel beslissingen weet je van tevoren niet welke invloed dit zal hebben op je leven. Achteraf kun je pas bepalen of je de juiste keuze hebt gemaakt.

Slide 6 - Diapositive

Invloeden op je leven en je keuzes
De wijze waarop jij je ontwikkelt (hebt) en hoe jij in het leven staat, heb je zelf in de hand. Je bepaalt zelf welke keuzes je maakt. Maar je wordt in je leven, in wat je denkt en bij het maken van keuzes wel beïnvloed door verschillende factoren.
Dit kunnen interne en externe factoren zijn.

Interne factoren: dit zijn de factoren die in  de persoon zelf zitten, zoals karakter en intelligentie. Deze factoren zijn erfelijk bepaalt.
Externe factoren: dit zijn de factoren van buitenaf zoals opvoeding, school en de omgeving.


Slide 7 - Diapositive

Voorbeelden van externe factoren

  • Media: reclame, sociale media, berichten op internet, kranten en tv
  • Cultuur: de regels en gewoonten die gelden in het gezin en de omgeving
  • Omgeving: de stad, het dorp en de buurt (het huis) waarin je woont. Dit dit veilig of juist niet?

Slide 8 - Diapositive

Gevolgen voor de gezondheid
Interne en externe factoren kunnen gevolgen hebben op je gezondheid.

Wanneer je een lichamelijke handicap hebt, heeft deze invloed op hoe jij je leven inricht.

De opvoeding en de omgeving waar jij opgegroeid bent, heeft invloed op jouw ontwikkeling, dus ook op jouw gezondheid.

Op de volgende sheet volgt een sleepvraag. Welke factoren kunnen een positieve of negatieve invloed op jouw ontwikkeling hebben.

Slide 9 - Diapositive

Positieve factoren in het gezin
Negatieve factoren in het gezin
Voldoende aandacht
Duidelijke regels en grenzen
Veiligheid en geborgenheid
Voldoende inkomen
Geen regels thuis
Geldgebrek
Alleen zijn en voelen
Geen aandacht

Slide 10 - Question de remorquage

Positieve factoren in de buurt
Negatieve factoren in de buurt
Buiten spelen met vriendjes
Voldoende speelterreinen
Niet thuis voelen bij andere kinderen
Geen speelterreinen

Slide 11 - Question de remorquage

Positieve factoren op school
Negatieve factoren op school
Deelnemen aan een sportclub
Gepest worden via sociale media
Vriendjes
Ontwikkelen van zelfvertrouwen
Gepest worden
Kan met sociale media omgaan
Faalangst, niet veilig voelen
Niet kunnen sporten (uitsluiten, overgewicht)
Leerproblemen
Intelligent

Slide 12 - Question de remorquage

Positieve factoren zorgen ervoor dat je goed in je vel zit, dat je voldoende steun ervaart om je te ontwikkelen en dat je in staat bent om zelfstandig te leven.

Door negatieve invloeden kunnen er lichamelijk klachten of psychische en sociale problemen ontstaan:
  • Fysiek: overgewicht, ondergewicht kans op hart en vaatziekten enz.
  • Psychisch: depressief voelen, onzeker, faalangstig, eenzaam voelen
  • Sociaal: onder druk van anderen (personen, sociale media) verkeerde keuzes maken, geen vrienden hebben, buitengesloten voelen, geen werk kunnen krijgen.

Slide 13 - Diapositive

Drugs, drank of toch kiezen voor gezond? 
Opdracht 6 gezonde keuzes maken
Lees de theorie van Keuzes maken
Maak dan opdracht 6.1 + 6.2

Slide 14 - Diapositive

Genotmiddelen

Slide 15 - Diapositive

Wat weten jullie van
Genotmiddelen

Slide 16 - Carte mentale

Wat weet je over drugs?

Slide 17 - Carte mentale

Genotmiddel?
Van genotmiddelen kun je genieten, vandaar het woord genotmiddelen. 
Genotmiddelen worden door bijna iedereen gebruikt. 
Bij genotmiddelen kun je denken aan:
thee, koffie, cola, alcohol, tabak, chocolade, drugs enz.
 
Wanneer je een genotmiddel gebruikt, krijg je er een lekker gevoel van.
Voor veel mensen is het gebruik ervan een gewoonte geworden.
Ze gebruiken het zonder erbij na te denken.
Stoppen met iets waaraan je gewend bent, kan heel moeilijk zijn.

Maak opdracht 7.1 in de methode

Slide 18 - Diapositive

Gevolgen en risico's van drugsgebruik
Lees de theorie Genotmiddelen goed door!

opdracht 7.2 Zoek informatie over de risico's voor de lichamelijke, geestelijke en maatschappelijke gezondheid van de gebruiker.

Trimbos-instituut kan je van alles vertellen of typ de zoekwoorden in google: gevolgen van drugs

Maak opdracht 7.2 in Classroom! 



Slide 19 - Diapositive

Genotmiddel?
Maak opdracht 8 Wat gebeurt er in je lichaam?

Slide 20 - Diapositive

Verslaafd: 
Je kunt niet stoppen met een genotmiddel je wordt afhankelijk
Lichamelijk verslaafd: 
Als je stopt met een genotmiddel krijg je lichamelijke klachten.
Dit zijn afkickverschijnselen, zoals hoofdpijn, trillen en zweten.
Je lichaam wil eigenlijk niet zonder het middel.

Geestelijk verslaafd.
Je denkt dat je niet zonder genotmiddel kan. Je voelt je niet prettig.
Je kunt alleen maar aan het genotmiddel denken.

Sociaal verslaafd.
Je mist het contact met de mensen met wie je een genotmiddel gebruikt.

Maak opdracht 9: Wanneer ben je verslaafd?

Slide 21 - Diapositive

Drugs kun je verdelen in 2 groepen:

Harddrugs:  Voorbeelden zijn Cocaïne, GHB, Heroïne, LSD, XTC en Amfetamine. Harddrugs zijn drugs met een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid. Ze zijn illegaal en het bezit van deze middelen is strafbaar.

 Softdrugs:  Voorbeelden zijn Hasj en Weed, tabak en Cafeïne.  Softdrugs zijn minder schadelijk voor de gezondheid dan harddrugs (dat wil niet zeggen dat ze niet schadelijk zijn). In Nederland zijn ze in beperkte mate legaal en mogen verkocht worden bij Coffeeshops.

Slide 22 - Diapositive

Alcohol

Slide 23 - Diapositive

Alcohol en jongeren
Daan is zeventien jaar en gaat regelmatig met zijn vrienden op stap. Van tevoren gaan ze dan 'indrinken' bij een vriend thuis. Ze drinken veel bier en hebben dan de grootste lol. Daan komt regelmatig dronken thuis. Volgens de groepsleiding is dat een groot probleem. Hierdoor is het voor Daan moeilijk om zelfstandig te gaan wonen.

Volgens de wet mag hij Daan geen alcohol drinken en kopen. Hij vindt het onzin dat je 18 jaar moet zijn. Maar dat is geen probleem, lacht hij, een paar jongens zijn ouder, die kunnen zo bier halen.

Wat vind jij hiervan?



Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Gevolgen en risco's van alcoholgebruik:
Lichamelijk:
Korte termijn: alcohol verdooft het bewustzijn en verandert gedrag. Dit kan plezierig gevoel geven maar kan ook leiden tot verlies van controle over het lichaam, tot agressie of misselijkheid. Binge-drinking: als je in korte tijd veel drinkt kan dit leiden tot stilstand van je hart en ademhaling en dat kan coma en zelfs de dood tot gevolg hebben.

Lange termijn: op lange termijn kan alcoholgebruik ernstige schade aan de gezondheid veroorzaken.
-Vergroot de kans op kanker
-Brengt schade toe aan lever, alvleesklier, maag, hersenen en spieren.
-Kan ondervoeding veroorzaken

Slide 26 - Diapositive

Gevolgen en risco's van alcoholgebruik:
Geestelijk (psychische) en sociale gevolgen:

Op geestelijk gebied zie je bij langdurig drankgebruik vaak de volgende problemen: Vermindering van de emotionele- en gedragscontrole, angst, hallucinaties, jaloersheid, achtervolging en depressies.

Op sociaal gebied kan overmatig alcoholgebruik leiden tot moeilijkheden in het gezin en op het werk en/of kunnen er financiële en juridische problemen ontstaan.

Vaak (niet altijd dus) is er alcoholmisbruik in het spel bij overlast, agressie of verkeersongelukken.

Slide 27 - Diapositive

Waarom is Alcohol schadelijker voor jongeren dan voor volwassenen?

Maak opdracht 10.1 in de methode!

Slide 28 - Diapositive

Drugs
Drugs zijn stoffen die je hersenen beïnvloeden.

Ze kunnen:
- verdoven                               (downers)
- oppeppen                              (uppers)
- je bewustzijn veranderen      (trippers)

Voorbeelden van drugs:
- Tabak en  Alcohol
- Soft- en harddrugs (hasj, wiet, cocaïne)
- Slaap- en kalmeringsmiddelen
- Cafeïne en XTC

Het kan je ontspannen en laat je dingen (een moment) vergeten.

Drugs beïnvloedt je hersenen:
Het denken, voelen en 
wat je om je heen ziet en hoort.

Slide 29 - Diapositive

Controle opdracht!

Presentatie over het genotmiddel: Nicotine (Roken)

Slide 30 - Diapositive

Afsluiting les:
Vragen?
Wat vond je van deze les?
Kun jij a.s. donderdag de controle opdracht maken? is het duidelijk wat er gevraagd wordt?


Fijne dag gewenst!

Slide 31 - Diapositive