Vraagwoorden

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

De vraag

Wie?

Wat?

Waar?

Welk(e)?

Wat ga je vandaag leren?

• je weet dat de woorden wie, welk(e), waar, wat vraagwoorden zijn,
• je kan een goede vragende zin maken met de vraagwoorden: wie, welk(e), waar, wat

Wie?

Wie is jouw docent?

mevrouw José is mijn docent.

Wat?

Wat ga je doen?

Ik ga lezen.

Waar?

Waar is mijn bril?

Mijn bril is op mijn hoofd.

Welk(e)?

Welk seizoen is het ?

Het is winter.

Wie of wat?

Wie heeft les?

1. Amir.
2. De pen.

Wat ga je eten?

1. Om 19 uur.
2. De soep

Wie is blij vandaag?

1. Ik!
2. De tafel.

Wat ga je doen?

1. Voetballen.
2. 9 uur.

Wie zit op de stoel?

1. De kast.
2. Mevrouw.

_______ is moe?

1. Wie?
2. Wat?

_____ doe je?

1. Wie?
2. Wat?

_____ moeten we doen?

1. Wie?
2. Wat?

______ is boos?

1. Wie?
2. Wat?

_____ wil je drinken?

1. Wie?
2. Wat?

_____ fietst naar school?

1. Wie?
2. Wat?

Wie ___ ____?

Vraag de leerlingen om een zin te maken met het vraagwoord Wie?

Wat ___ ____?

Vraag de leerlingen om een zin te maken met wat.

welk(e) en waar?

Welke dag is het vandaag?

1. maandag
2. dinsdag
3. woensdag
4. donderdag

Waar is de kantine?

1. Om 11 uur.
2. Aan het einde van de gang.
3. Hij is ziek.

Welke kleur heeft de deur?

1. blauw
2. geel
3. oranje
4. wit

Waar is het digibord?

1. In het lokaal
2. Ik loop naar school.
3. Maandag.
4. Naast de kantine.

Waar ga je naartoe?

1. Naar huis.
2. Ik heb honger.
3. Om 10 uur.

Welke letter heeft onze klas?

1. J
2. K
3. L

_________ is het station?

1. Wie
2. Welk
3. Waar

_________ woont zij? Zij woont in Leeuwarden.

1. Waar
2. Welke
3. Wie

___________ dag is het vandaag?

1. Welke
2. Waar

___________ datum is het vandaag? Het is vandaag 30 januari.

1. Waar
2. Welke

___________ ga je heen?

1. Welke
2. Waar

Welke ____ ____?

Hoeveel ____ _____?

Bedenk 3 zinnen

1. Wie.............................................

2. Wat ................................................

2. Waar ................................................

3. Welke ..............................................

Stel je vragen aan een andere leerling in de klas.

Ik snap alles!

😒🙁😐🙂😃

Hoe was de les?

😒🙁😐🙂😃