4 mavo 13.7 - Transplantaties en bloedtransfusies

13.7 Transplantaties en bloedtransfusies
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

13.7 Transplantaties en bloedtransfusies

Slide 1 - Diapositive

Even herhalen..
13.7 - Afweer

Slide 2 - Diapositive

Aan de buitenkant van een
ziekteverwekker vind je...
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Enzymen
D
Antilichamen

Slide 3 - Quiz

Als reactie op een ziekteverwekker maakt een witte bloedcel....
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Antibiotica

Slide 4 - Quiz

Bij passieve immunisatie wordt iemand ingeënt met een verzwakte ziekteverwekker
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Van welk type bescherming is er sprake bij bescherming door maagzuur?
A
Algemene afweer
B
Specifieke afweer
C
Natuurlijke immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 6 - Quiz

Bij bescherming door een vaccinatie is er GEEN sprake van bescherming door...
A
Specifieke afweer
B
Natuurlijke immuniteit
C
Kunstmatige immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen: 

  • Je kunt de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij transplantaties en auto-immuunziekten.
  • Je kunt de rol van bloedfactoren bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor bij zwangerschap beschrijven.

Slide 9 - Diapositive

Transplantatie

Weefsel verplaatsen van jezelf of van een donor

Risico = afstotingsreacties

Slide 10 - Diapositive

Afweerreactie bij transplantaties
Bij een transplantatie wordt een weefsel of orgaan vervangen. 
Weefsel verplaatsen van jezelf of van een donor.
Als dit weefsel of orgaan van een donor afkomstig is dan krijg je een afweerreactie. Weefsel verplaatsen van jezelf of van een donor

Eiwitten (antigenen) op de cellen van het getransplanteerde weefsel of orgaan worden herkend als lichaamsvreemd. Het lichaam gaat antistoffen maken tegen deze antigenen. 

Slide 11 - Diapositive

Transplantatie
Afstotingsreactie

de eiwitten worden niet herkend 
dus antistoffen worden gemaakt

Slide 12 - Diapositive

Auto-immuunziekte
AUTO-IMMUUNZIEKTE; 

ziekte waarbij het afweersysteem een lichaamseigen eiwit niet meer herkent bijv. reuma (ontstoken gewrichten)
Gevolg: - er worden antistoffen gevormd tegen een
                  lichaamseigen eiwit
              - cellen met dit eiwit worden vernietigd (afstoten)

Slide 13 - Diapositive

Bloedtransfusie
Bij bijvoorbeeld een ongeluk kun je bloed van een ander ontvangen: bloedtransfusie

Ook hier is er kans op een afstotingsreactie. 

Een patiënt moet bij voorkeur bloed ontvangen van een donor met dezelfde bloedgroep.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Bloedgroepen
Op de celmembranen van bloedcellen kunnen bloedfactoren voorkomen. Dit zijn lichaamsvreemde stoffen voor iemand die deze bloedfactoren niet heeft. 

  • Bloedfactor A
  • Bloedfactor B

Welke bloedfactoren je wel/niet hebt bepaald welke bloedgroep je hebt. 

Slide 16 - Diapositive

Bloedgroepen: A, B, AB en 0

Slide 17 - Diapositive

In het bloedplasma zitten antistoffen tegen de bloedfactoren die bij deze persoon zelf niet op de rode bloedcellen voorkomen.

Slide 18 - Diapositive

Wanneer er bloed gegeven wordt aan iemand met antistoffen tegen de bloedfactoren van deze persoon, klonteren de rode bloedcellen samen.

Slide 19 - Diapositive

Bloedgroepbepaling

Bij een bloedgroepbepaling wordt serum gebruikt.

  • Serum met anti-A   ->  antistoffen tegen A
  • Serum met anti-B  ->   antistoffen tegen B
  • (Serum met antiresus)

Voorbeeld: 

Iemand heeft bloedgroep B. 
Deze persoon heeft dus bloedfactor B en antistoffen tegen A (anti-A). Met anti-A serum gebeurt er niets. Het anti-B serum (antistoffen tegen bloedfactor B) bindt aan de bloedcel. Bloed gaat klonteren. 



Serum
Vloeistof met antistoffen

Slide 20 - Diapositive

Resusfactor
Resusfactor
Bij resuspositief bloed (Rh+) bevatten de rode bloedcellen de resusfactor
bij resusnegatief bloed (Rh-) niet.

Antiresus wordt gevormd als Rh- bloed in contact komt met Rh+ bloed
de vorming van antiresus verloopt langzaam.

Slide 21 - Diapositive

Rhesusfactor (Rh+ of Rh-)
Hoe helpt de injectie met antistoffen voorkomen dat een tweede zwangerschap schade aan het kind geeft?

Slide 22 - Diapositive

Rhesusfactor

Slide 23 - Diapositive

Rhesusfactor
(Rh+ / Rh-)

Slide 24 - Diapositive

Dan hebben we ook nog de rhesusfactor...
Onze bloedcellen kunnen ook het resusantigeen hebben. Je bent dan Rh+.

Wanneer je geen resusantigenen hebt ben je Rh-.
De antistoffen tegen Rhesus zitten normaal niet al in je bloed.
Pas na contact met Rhesus + ga je antistoffen maken

Slide 25 - Diapositive

Rhesusbaby:Rhesusfactor en zwangerschap
Bij zwangerschappen kan de rhesusfactor voor problemen zorgen.
Rhesusbaby
  • Bij zwangerschappen kan de rhesusfactor voor problemen zorgen.
  • Als de moeder Rh- is, en eerder zwanger is geweest van een Rh+ kindje, dan heeft zij antistoffen tegen Rh gemaakt.
  • Rhesuskindje:
    Krijgt te weinig zuurstof door afbraak van rode bloedcellen door antistoffen van de moeder.
    Gevolg: Hersenbeschadiging of overlijden

Slide 26 - Diapositive

Rhesusfactor en zwangerschap
Pas na besmetting met Rh+ bloed, maakt iemand die Rh- is antistoffen. 

Bij een tweede zwangerschap kan er een rhesuskindje geboren worden als moeder Rh- is en bij de eerste zwangerschap antistoffen heeft aangemaakt omdat de baby Rh+ is. 


Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Rhesusfactor
(Rh+ / Rh-)

bloedgroepen:
A+ en A-
B+ en B-
AB+ en AB-
0+ en 0-

Slide 29 - Diapositive

Leerdoelen: 

  • Je kunt de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij transplantaties en auto-immuunziekten.
  • Je kunt de rol van bloedfactoren bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor bij zwangerschap beschrijven.

Slide 30 - Diapositive

Lastige onderdelen

Slide 31 - Carte mentale