Paragraaf 13.7: Transplantaties en bloedtranfusies

Welkom allemaal!
Pak je spullen:
  • Biologieboek
  • Schrift en pen 
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Welkom allemaal!
Pak je spullen:
  • Biologieboek
  • Schrift en pen 
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?

  • Herhaling paragraaf 13.5/13.6: Weefselvloeistof en lymfe/afweer

  • Uitleg paragraaf 13.7: Transplantaties en bloedtransfusies

  • Zelfstandig werken aan paragraaf 13.5/13.6




Slide 2 - Diapositive

Aan de buitenkant van een
ziekteverwekker vind je...
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Enzymen
D
Antilichamen

Slide 3 - Quiz

Als reactie op een ziekteverwekker maakt een witte bloedcel....
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Antibiotica

Slide 4 - Quiz

Bij passieve immunisatie wordt iemand ingeënt met een verzwakte ziekteverwekker
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Van welk type bescherming is er sprake bij bescherming door maagzuur?
A
Algemene afweer
B
Specifieke afweer
C
Natuurlijke immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 6 - Quiz

Bij bescherming door een vaccinatie is er GEEN sprake van bescherming door...
A
Specifieke afweer
B
Natuurlijke immuniteit
C
Kunstmatige immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 7 - Quiz

Paragraaf 13.7: Transplantaties en bloedtransfusies

Slide 8 - Diapositive

Lesdoelen
  1. Ik kan de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij transplantaties en auto-immuunziekten
  2. Ik kan de rol van bloedfactoren bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor bij zwangerschap beschrijven 

Slide 9 - Diapositive

Afweerreactie bij transplantaties
Bij een transplantatie wordt een weefsel of orgaan vervangen. 

Als dit weefsel of orgaan van een donor afkomstig is dan krijg je een afweerreactie

Eiwitten (antigenen) op de cellen van het getransplanteerde weefsel of orgaan worden herkend als lichaamsvreemd. Het lichaam gaat antistoffen maken tegen deze antigenen. 

Slide 10 - Diapositive

Auto-immuunziekte
AUTO-IMMUUNZIEKTE; 

ziekte waarbij het afweersysteem een lichaamseigen eiwit niet meer herkent bijv. reuma (ontstoken gewrichten)
Gevolg: - er worden antistoffen gevormd tegen een
                  lichaamseigen eiwit
              - cellen met dit eiwit worden vernietigd (afstoten)

Slide 11 - Diapositive

Bloedtransfusie
Bij bijvoorbeeld een ongeluk kun je bloed van een ander ontvangen: bloedtransfusie

Ook hier is er kans op een afstotingsreactie. 

Een patiënt moet bij voorkeur bloed ontvangen van een donor met dezelfde bloedgroep.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Bloedgroepen
Op de celmembranen van bloedcellen kunnen bloedfactoren voorkomen. Dit is voor jouw bloedcellen lichaamseigen, maar zijn lichaamsvreemde stoffen voor iemand die deze bloedfactoren niet heeft. 

  • Bloedfactor A
  • Bloedfactor B

Welke bloedfactoren je wel/niet hebt bepaald welke bloedgroep je hebt. 

Slide 14 - Diapositive

Bloedgroepen: A, B, AB en 0

Slide 15 - Diapositive

In het bloedplasma zitten antistoffen tegen de bloedfactoren die bij deze persoon zelf niet op de rode bloedcellen voorkomen.

Slide 16 - Diapositive

Wanneer er bloed gegeven wordt aan iemand met antistoffen tegen de bloedfactoren van deze persoon, klonteren de rode bloedcellen samen.

Slide 17 - Diapositive

Bloedgroepbepaling

Bij een bloedgroepbepaling wordt serum gebruikt.

  • Serum met anti-A   ->  antistoffen tegen A
  • Serum met anti-B  ->   antistoffen tegen B
  • (Serum met antiresus)

Voorbeeld: 

Iemand heeft bloedgroep B. 
Deze persoon heeft dus bloedfactor B en antistoffen tegen A (anti-A). Met anti-A serum gebeurt er niets. Het anti-B serum (antistoffen tegen bloedfactor B) bindt aan de bloedcel. Bloed gaat klonteren. 



Serum
Vloeistof met antistoffen

Slide 18 - Diapositive

Resusfactor
Resusfactor
Bij resuspositief bloed (Rh+) bevatten de rode bloedcellen de resusfactor
bij resusnegatief bloed (Rh-) niet.

Antiresus wordt gevormd als Rh- bloed in contact komt met Rh+ bloed
de vorming van antiresus verloopt langzaam.

Problemen bij tweede Rh+ baby, als Rh- negatieve moeder een Rh+ kind krijgt bij de eerste bevalling. Waarom?

Slide 19 - Diapositive

Waarom?
- Eerste contact van Rh- bloed van moeder met Rh+ van kind
- Moeder haar afweersysteem gaat antirhesus (antistoffen tegen de rhesusfactor) 
- Geheugencellen worden aangemaakt
- Tweede kindjes met Rh+ bloed --> afweersysteem moeder 

Hoe zou je dit kunnen voorkomen? --> Na 1ste geboorte prik met antirhesus

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Lesdoel check!
Kan ik:


- de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij     transplantaties en auto-immuunziekten?
- de rol van bloedfactoren bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor  bij zwangerschap beschrijven?

Slide 22 - Diapositive

Vul de onderstaande tabel in
Bloedgroep-->
A
B
AB
O
Antigeen 
Antistof
Doneren
Ontvangen

Slide 23 - Diapositive

Vul de onderstaande tabel in
Bloedgroep-->
A
B
AB
O
Antigeen 
A
B
AB
X
Antistof
B
A
X
AB
Doneren
A/AB
B/AB
AB
Allemaal
Ontvangen
A/O
B/O
A/B/AB/O
O
AB= universele ontvanger
O= universele donor

Slide 24 - Diapositive

Jan heeft bloedgroep A en heeft een niertransplantatie nodig. Een kandidaat is Bob. Hij heeft bloedgroep AB. Is Bob een goede kandidaat als donor? Leg je antwoord uit

Slide 25 - Question ouverte

Moeder is Rh+ en kind is Rh- negatief. Dit geeft problemen tijdens de geboorte van het tweede kind als deze Rh+ is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Huiswerk
Wat:
Paragraaf 13.7: opdrachten 1 t/m 8
Hoe:
Alleen of in tweetallen (fluisteren!)
Hulp nodig? Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? maak een samenvatting en een begrippenlijst van paragraaf 13.7 of maak de diagnostische toets op Itslearning. Als je nog extra wilt oefen: Biologiepagina.nl
timer
20:00

Slide 27 - Diapositive

Laatste les voor de toets?
Herhalingsles, diagnostische toets bespreken, vragenuur ect.?

Slide 28 - Carte mentale

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?

Slide 29 - Diapositive

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 30 - Diapositive