Klas 2 week 19 herhaling grammatica chap 3

BONJOUR CLASSE!
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

BONJOUR CLASSE!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel:
  • Je herhaalt wat een aanwijzend voornaamwoord in het NL & FR is
  • Je herhaalt hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt in het FR 
  • Je herhaalt de werkwoorden vouloir (willen) en pouvoir (kunnen)

Slide 4 - Diapositive

HET AANWIJZEND VOORNAAMWOORD

Slide 5 - Diapositive

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze

Slide 6 - Quiz

Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 7 - Quiz

Aanwijzend vnw in het Nederlands
Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt.
 Dat = aanwijzend vnw

Slide 8 - Diapositive

En dan nu in het Frans
Er zijn 4verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans:





Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Slide 9 - Diapositive

Prends ton livre

  • Page 110

Slide 10 - Diapositive

Je moet dus goed kijken....
... of een woord mannelijk, vrouwelijk of meervoud is

... of een mannelijk woord met een klinker of een medeklinker begint

Slide 11 - Diapositive

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw 
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux

Slide 12 - Question de remorquage

_____ livre [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 13 - Quiz

________ autographe [mannelijk]
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 14 - Quiz

______agenda [mannelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet

Slide 15 - Quiz

________ filles [vrouwelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 16 - Quiz

_______ billet [mannelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 17 - Quiz

______ soirée [vrouwelijk]
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 18 - Quiz

VOULOIR & POUVOIR

Slide 19 - Diapositive

Prends ton livre

  • Page 124 VOULOIR & POUVOIR

Slide 20 - Diapositive

                      Vouloir
Je veux                         ik wil
Tu veux                         jij wilt
Il/elle veut                   hij/zij wil
On veut                         men wil/
                                         we willen
Nous voulons            wij willen
Vous voulez    jullie willen/u wilt
Ils/Elles veulent       zij willen

                       Pouvoir
Je peux                     ik kan/ik mag
Tu peux                     jij kan/kunt 
Il/elle peut               hij/zij kan
On peut                    men kan/
                                     we kunnen
Nous pouvons      wij kunnen
Vous pouvez  jullie kunnen/u kunt
Ils/Elles peuvent   zij kunnen

Slide 21 - Diapositive

Ik wil
A
je veux
B
tu veux
C
je peux
D
tu peux

Slide 22 - Quiz

Wij willen
A
vous voulez
B
nous voulons
C
on veut
D
ils veulent

Slide 23 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Elle ...
A
veux
B
veut
C
veulent
D
voulont

Slide 24 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Vous ...
A
voulons
B
veulent
C
voulez
D
veux

Slide 25 - Quiz

Vul de juiste vorm (kunnen) in:
Tu ...

Slide 26 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
Les enfants ...

Slide 27 - Question ouverte

Mag ik ...?
A
Je peux...?
B
Tu peux...?
C
On peut...?
D
Il peut...?

Slide 28 - Quiz

U kunt
A
Nous pouvons
B
Elle peut
C
Vous pouvez
D
Elles peuvent

Slide 29 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Nous ...
A
pouvont
B
peuvent
C
pouvez
D
pouvons

Slide 30 - Quiz

Vul de juiste vorm in (pouvoir):
Ils ...

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive