Oefenen T2

T1 & T2 
Oefenen!
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,5

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

T1 & T2 
Oefenen!

Slide 1 - Diapositive

Kleuters leren spelletjes doen via het internet. Welke ontwikkeling is dit?
A
Geestelijk
B
Motorisch
C
Lichamelijk
D
Geestelijk en motorisch

Slide 2 - Quiz

In welk stadium bevindt een koolwitje zich in een cocon?
A
Ei
B
Imago
C
Pop
D
Rups

Slide 3 - Quiz

Welk gas uit de lucht is nodig om voedsel in een blad te maken?
A
Koolstofdioxide
B
Stikstofgas
C
Zuurstof
D
Zwavelgas

Slide 4 - Quiz

In welk deel van de plant kan fotosynthese plaatsvinden?
A
Bruine stengel
B
Groene stengel
C
Gele bloemen
D
Wortels

Slide 5 - Quiz

Bij een plant komt het levensverschijnsel bewegen niet voor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Stelling 1: Een luipaard is een organisme.
Stelling 2: Een rivierkreeft is een organisme.
Stelling 3: Een sneeuwvlok is een organisme.

A
Alle stellingen zijn juist
B
Stelling 1 en 2 zijn juist
C
Stelling 2 en 3 zijn juist
D
Stelling 1 en 3 zijn juist

Slide 7 - Quiz

Wat is de functie van deel 2?
A
Met deel 2 zat de boon vast in de vrucht.
B
Via deel 2 neemt de boon water op bij de kieming
C
Deel 2 beschermt de boon tegen uitdroging.
D
Deel 2 dient als voedsel voor de kiem.

Slide 8 - Quiz

Welk deel van een bruine boon beschermt het zaad tegen insecten?
A
Poortje
B
Kiem
C
Zaadhuid
D
Navel

Slide 9 - Quiz


Emmie zegt: 'Bij vlinders komen larven voor.'
Noortje zegt: 'Bij vogels komen larven voor.'

A
Alleen Emmie heeft gelijk
B
Alleen Noortje heeft gelijk
C
Emmie en Noortje hebben allebei gelijk
D
Geen van beiden hebben gelijk

Slide 10 - Quiz

Als je deze groente eet, welke delen van een plant eet je dan?
A
Bladeren
B
Wortels
C
Stengels
D
Vruchten

Slide 11 - Quiz


Iemand die begint met type-les heeft vaak moeite met het aanslaan van de juiste toetsen. Na veel oefenen wordt het steeds makkelijker om de juiste toetsen te vinden.
Door welk soort ontwikkeling komt dat?
A
Motorische ontwikkeling  
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Lichamelijke ontwikkeling

Slide 12 - Quiz

Een plant met veel wortels komt voor in een vochtige omgeving
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Hoe gebruikt deze vogel zijn snavel bij het verkrijgen van voedsel?
A
Deze vogel zeeft met zijn snavel kleine plantjes en diertjes uit het water.
B
Deze vogel verscheurt met zijn snavel een prooi die hij heeft gevangen.
C
Deze vogel prikt met zijn snavel in de bodem naar bodemdiertjes.
D
Deze vogel kraakt met zijn snavel noten en harde zaden.

Slide 14 - Quiz

GROOT
klein
Orgaanstelsel
Organisme
Cel
Weefsel
Orgaan

Slide 15 - Question de remorquage

MOLECUUL
ATOOM
ORGAAN
ORGANISME
ORGAANSYSTEEM
WEEFSEL
CEL

Slide 16 - Question de remorquage

Slide 17 - Vidéo

Wat is het orgaanstelsel?
A
verteringsstelsel
B
hart en longen
C
hart en maag
D
organen die samen werken

Slide 18 - Quiz

spijs-verterings-stelsel
adem-halings-stelsel
spier-
stelsel
zenuw-stelsel
bloed-vaten-stelsel

Slide 19 - Question de remorquage

Elk orgaan bestaat uit verschillende soorten weefsels.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

De verschillende soorten weefsels vervullen samen een taak.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Elk weefsel bestaat uit verschillende soorten cellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Een cel kun je altijd met het blote oog zien.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Dekcellen zijn er voor de ....... en de .......
A
spieren en de zenuwen
B
botcellen en de zenuwcellen
C
huid en de slijmvliezen
D
spieren en de botcellen

Slide 24 - Quiz

Welke cellen bestaan niet?
A
hartcellen
B
spiercellen
C
zenuwcellen
D
bindweefselcellen

Slide 25 - Quiz

Alle spiercellen zijn samen .......
A
spieren
B
spierweefsel

Slide 26 - Quiz

Het orgaan de armspier bestaat uit allemaal dezelfde cellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz