H1L7 - Spelling - leestekens 1.9








: )



Planning van dit uur

  • Tien minuten stillezen
  • Spelling leestekens 


Aan het einde van deze les
  • weet je weer wanneer je een punt, komma en dubbele punt gebruikt;
  • weet je wanneer je een puntkomma gebruikt.
Welkom 3HC
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon








: )



Planning van dit uur

  • Tien minuten stillezen
  • Spelling leestekens 


Aan het einde van deze les
  • weet je weer wanneer je een punt, komma en dubbele punt gebruikt;
  • weet je wanneer je een puntkomma gebruikt.
Welkom 3HC

Slide 1 - Diapositive

Stillezen
Wat
Lees in stilte uit je leesboek
Hoe
Individueel 
Hulp
Geen
Tijd
Tien minuten
Uitkomst
Over dit verhaal maak jij jouw boekverslag
Klaar
Hierna gaan we verder met de les
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

                   Individueel werken 
timer
3:00
Wat
Maak opdracht 1 van Spelling 1.9 (in je boek)
Hoe
Individueel, in stilte 
Hulp
Geen
Tijd
Ongeveer vijf minuten 
Uitkomst
Met je score bepaal je je route door het hoofdstuk 
Klaar
Lees in je leesboek
We kijken straks de opdrachten klassikaal na

Slide 3 - Diapositive

Wanneer schrijf je een punt?
  • Aan het eind van een zin die geen vraag of uitroep is.

Bij afkortingen:
  • Bij afkortingen waarvan je de hele woorden uitspreekt (n.a.v. / o.a. / enz. / bijv.) 



Wanneer schrijf je géén punt?

Bij afkortingen:
  • Als je de letters van de afgekorte woorden samen als één woord uitspreekt (hema, horeca)
  • Als je van de afkorting alleen de letters uitspreekt (wc, EHBO, ID-bewijs, IT)
  • Als de afkorting het laatste woord is van de zin, (omdat er anders twee punten na elkaar zouden staan)

  • Na een vraagzin of uitroep, omdat daar na een vraagteken (?) of uitroepteken (!) niet ook nog een punt wordt gebruikt
  • Na een titel (van bijvoorbeeld een boek of artikel) of tussenkopje in een tekst

.              /

Slide 4 - Diapositive

, komma ,
Tussen twee persoonsvormen van een samengestelde zin. 
 Om het virus te stoppen, moet iedereen thuisblijven.

Meestal voor de voegwoorden hoewel, omdat, zodat, opdat, als, indien, maar, aangezien, doordat, want en terwijl.          
Alle medewerkers applaudisseren, omdat de bejaarde patiënt is genezen.
Tussen de delen van een opsomming in een zin.  
Onderzoekers werken in moderne, witte, felverlichte en koude laboratoria.
Voor en na een een aanspreking. 
Mevrouw, heeft u een pen voor mij? 

Slide 5 - Diapositive

puntkomma ;
  • Betekenis: tussen een punt en komma in
  • Delen voor en na puntkomma horen bij elkaar
  • Na een puntkomma geen hoofdletter

Tussen twee zinnen die heel nauw met elkaar samenhangen.
Frank was te laat; zijn fiets bleek gestolen.
Iedereen heeft het proefje gedaan; Jesse is alleen de resultaten vergeten te noteren.
In een opsomming. Let op: aan het eind van de opsomming schrijf je een punt.
Ons weekmenu bestaat uit:
• aspergesoep geserveerd met brood;
• gestoofde aardappels uit de oven;
• langzaam gegaarde stokvis in botersaus.

Slide 6 - Diapositive

dubbele punt :
  • Let op: wanneer hoofdletter?
Als aankondiging van een opsomming
Dit ga je doen:
1. Je opent de colafles.
2. Je voegt de mentos toe. 
Als aankondiging van een uitleg of een voorbeeld.
Je kunt kiezen: je werkt in een groepje van drie of je werkt alleen.
Als aankondiging van een citaat.
Carola: ‘Laat mij maar alleen werken, daar houd ik van.’

Slide 7 - Diapositive

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 3 t/m 9 van Spelling 1.9 (online)
Hoe
Eerst vijf minuten individueel, daarna rustig overleggen
Hulp
Geen
Tijd
Vijf minuten zonder hulp, daarna kun je je vinger opsteken en vragen stellen 
Uitkomst
Deze opdrachten zijn huiswerk
Klaar
Lees de leertekst 'Leestekens: de aanhalingstekens' en maak opdracht 10, 12 en 13

Slide 8 - Diapositive

Samenvatting van de les
Jij
  • weet nu weer wanneer je een punt, komma en dubbele punt gebruikt;
  • weet nu wanneer je een puntkomma gebruikt.

Huiswerk 
Maak de leestaak die je in de les hebt gekregen. We gaan deze in de volgende les bespreken.
Opdracht 3 t/m 9 van Spelling 1.9 

    Slide 9 - Diapositive

    Slide 10 - Lien