3.3 Ruimte voor industrie

Herhaling 3.2 a
Wat is het verschil tussen zelfvoorzienende en commerciële landbouw?

Wat is irrigatie?

Wat houdt mechanisatie van de landbouw in?

Wat wordt er bedoeld met schaalvergroting van de landbouw?
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling 3.2 a
Wat is het verschil tussen zelfvoorzienende en commerciële landbouw?

Wat is irrigatie?

Wat houdt mechanisatie van de landbouw in?

Wat wordt er bedoeld met schaalvergroting van de landbouw?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling 3.2 b

Noem 5 manieren waardoor de landbouw meer voedsel kan produceren. 

Noem een voor- en nadeel van:
-gentechnologie?
-kunstmest & pesticiden?
-specialisatie?
-intensiveren


timer
4:30

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3.3 Ruimte voor industrie
3.1 De Rotterdamse haven

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen 3.3
Je begrijpt het verband tussen economische ontwikkeling en de ontwikkeling van de industrie in een land.
 
Je weet welke vestigingsfactoren voor verschillende bedrijven belangrijk zijn.

Je weet waarom de vestigingsfactoren voor de industrie veranderen.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Soorten sectoren

Slide 5 - Diapositive

Vergelijking met landbouw plaatje. 
periferie, semi-periferie, ontwikkelde landen

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

zware industrie     vs.     lichte industrie
Grote hoeveelheden grondstoffen                                          Bewerkt de producten uit de zware
verwerken tot halffabricaten en                                                industrie tot kant-en-klare producten. 
producten die nog verder verwerkt 
moeten worden.

Slide 8 - Diapositive

Vergelijking met landbouw plaatje. 
grootste werkgever is de overheid; politie, leger, onderwijs.
hotels kapper verhuisbedrijf
Industrie in Nederland 
1850 opkomst industrie 
1960 industrie grootste werkgever en bleef groeien

Ontwikkeling infrastructuur 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vestigingsfactoren
Arbeid
Ruimte
Grondstoffen 
Infrastructuur 
Afzetmarkt 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling 3.3 a

Wat is zware industrie?

Wat is lichte industrie?

Wanneer was de industrie de grootste werkgever in Nederland?

Welke 5 vestigingsfactoren zijn er?


timer
4:30

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Van centrum naar periferie
West-Europa centrum van de industrie 
Welvaart -> lonen stijgen
-> Producten duurder
Infrastructuur wereldwijd verbeterde
-> Dus vestigingsfactoren elders gunstiger

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Speciale Economische Zones (SEZ)
- Minder strenge regels industrie -> goedkoper produceren


Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aantrekkelijk Nederland
- Kwaliteit
- Mensenrechten
- Techindustrie (opleidingsniveau van belang)
- Machines en robots
- Haven van Rotterdam

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen 3.3
Je begrijpt het verband tussen economische ontwikkeling en de ontwikkeling van de industrie in een land.
 
Je weet welke vestigingsfactoren voor verschillende bedrijven belangrijk zijn.

Je weet waarom de vestigingsfactoren voor de industrie veranderen.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

SO Hoofdstuk 4
leren: 3.1 t/m 3.4
5 juni tijdens de les

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Te doen:
HV 3.2: 1 t/m 4, 6, t/m 10
       3.3: 1, 2, 3, 4, 6, 7
       
MH 3.2: 1 t/m 9, 10, 11, 12
                 15, 16, 17
        3.3: 1, 2, 3, 4, 9, 10, 11, 16

Vragen? Stel ze!
Klaar? Lezen 3.4
controle 3.2

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions