30 oktober

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Welkom!

Klassenregels

Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.

Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.

De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.

Je jas hangt op de gang.

Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.

Je eet en drinkt niet tijdens de les.

Je hebt een actieve werkhouding.

Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.

Lesopbouw

LessonUp 20 minuten: voorbereiding toets begrijpend lezen.

Vragen 10 minuten

Zelfstandig werken 20 minuten

Tijdens het zelfstandig werken kunnen ook vragen over de fabel of de lesstof worden gesteld.

Lesdoelen

Ik herhaal de tekstdoelen. (paragraaf 1.3)

Ik herhaal de tekstkenmerken. (paragraaf 1.3)

Ik weet wat een hoofdzaak en een bijzaak is. (paragraaf 1.5)

Ik weet wat een kernzin en een samenvatting is. (paragraaf 1.5)

Welke vier tekstkenmerken ken je?

Tekstkenmerken

Onderwerp

Hoofdgedachte (bestaat uit een zin)

Inleiding

Slot

Tekstkenmerk
Onderwerp:

1. een samenvatting van de tekst in één zin
2. lezers geïnteresseerd maken
3. waarover de tekst gaat
4. samenvatting/ conclusie/ beantwoorden vraag inleiding

Een ... noteer je in een zin.

1. Hoofdgedachte
2. Onderwerp

Derde tekstkenmerk: inleiding

-interesse lezer wekken. Dit doet de schrijver door een gebeurtenis te beschrijven:

De politie heeft donderdagmiddag vijf jongeren aangehouden voor de mishandeling met dodelijke afloop in Arnhem. 

een mening over het onderwerp te geven :

Burgemeester Ahmed Marcouch van Arnhem noemde de fatale mishandeling donderdag "een afgrijselijke, monsterlijke misdaad, die grote impact heeft op de Arnhemse samenleving".

een vraag over het onderwerp te stellen:

Wat gaat er gebeuren met de achttienjarige jongen uit Rozendaal en de vier minderjarigen die de man dodelijk hebben mishandeld?

Vierde tekstkenmerk: slot

In het slot staat

een samenvatting (wat is het belangrijkste?) of

een conclusie (besluit na onderzoek of goed nadenken)  of

een antwoord op de vraag die in de inleiding wordt gesteld.

feit of mening?

Gras is onkruid.

1. feit
2. mening

Feit of mening:
Vandaag is het vrijdag.

1. feit
2. mening

Feit of mening?

Jan werkt erg hard.

1. feit
2. mening

Wat zijn de 4 tekstdoelen?

1. informeren - overtuigen - activeren - amuseren
2. informeren - overtuigen - studeren - amuseren
3. informeren - amuseren - verkennen - activeren
4. informeren - verkennen - overtuigen - activeren

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Instrueren
4. activeren

1. informeren
2. amuseren
3. overhalen

Tekstdoel?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Activeren
4. Amuseren

1. informeren
2. amuseren
3. overhalen

1. Overtuigen
2. Activeren
3. Informeren
4. Amuseren

In de kernzin staat de....

1. hoofdzaak
2. bijzaak

Wat is een voorbeeld in een tekst?

1. Hoofdzaak
2. Bijzaak

Waaruit bestaat een samenvatting?

1. bijzaken
2. hoofdzaken
3. voorbeelden
4. toelichting

Zijn er dingen die je lastig vindt?

(Huis)werk voor maandag

Maken van 1.3 en 2.3

Vragen stellen kan, ook nog over de fabel!

Maandag oefentoets!

Les 2

15 minuten zelf lezen

15 minuten werken aan woorden: 1.5 en 2.5

20 minuten iets voor jezelf