A3 - Cours 26 | Chez le docteur (6-10)
1 / 16
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Woorden waarmee je
beschrijft waar je last van
/ pijnt hebt.
beschrijft waar je last van
/ pijnt hebt.
Slide 3 - Carte mentale
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Qu'est-ce qui s'est passé exactement?
6. Je zegt dat je gevallen bent met je fiets. je wilt ook weten of het ernstig is.
6. Je zegt dat je gevallen bent met je fiets. je wilt ook weten of het ernstig is.
Slide 8 - Question ouverte
> Oui. C'est assez grave. Vous vous êtes cassé la jambe et vous devez aller à l'hôpital.
7. Zeg dat je moeder je naar het ziekenhus zal brengen. Vraag wat ze daar doen.
7. Zeg dat je moeder je naar het ziekenhus zal brengen. Vraag wat ze daar doen.
Slide 9 - Question ouverte
> Vous devez passer une radio et on va vous mettre la jambe dans le plâtre.
8.Vraag hoe lang je been in het gips moet blijven.
8.Vraag hoe lang je been in het gips moet blijven.
Slide 10 - Question ouverte
> Au moins quelques semaines.
9. Je herhaalt dat je veel pijn hebt aan je been en vraagt of hij iets tegen de pijn heeft.
9. Je herhaalt dat je veel pijn hebt aan je been en vraagt of hij iets tegen de pijn heeft.
Slide 11 - Question ouverte
> L'infirmière va vous faire une piqûre.
10. Je bedankt de dokter en neemt afscheid.
> Je vous en prie. Bon rétablissement et bonne fin de vacances quand même! Au revoir.
10. Je bedankt de dokter en neemt afscheid.
> Je vous en prie. Bon rétablissement et bonne fin de vacances quand même! Au revoir.
