A3 - Cours 25 | Chez le docteur + conditionnel
1 / 17
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Prononciation
'Chez le docteur'
Vocabulaire 248-276
'Chez le docteur'
Vocabulaire 248-276
Slide 6 - Carte mentale
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
1. Je groet de dokter en je vertelt hoe je heet. Zeg dat je op vakantie bent.
Slide 9 - Question ouverte
>Bonjour monsieur/madame, quel est le problème?
2. Je hebt erg veel pijn aan je been en een blessure aan je knie.
2. Je hebt erg veel pijn aan je been en een blessure aan je knie.
Slide 10 - Question ouverte
Est-ce que vous pouvez encore marcher?
3. Je zegt dat je niet goed kan lopen.
3. Je zegt dat je niet goed kan lopen.
Slide 11 - Question ouverte
> Je voudrais bien examiner votre jambe.
4. Je zegt dat het heel erg bloedt en dat je een verband om hebt gedaan.
4. Je zegt dat het heel erg bloedt en dat je een verband om hebt gedaan.
Slide 12 - Question ouverte
> Vous avez aussi de la fièvre?
5. Je zegt dat je geen koorts hebt. Je bent wel misselijk.
5. Je zegt dat je geen koorts hebt. Je bent wel misselijk.
