Taalverzorging H3 (herhaling PV+OW en uitleg WG)

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

(werkwoordelijk) gezegde

Hoe zat het ook alweer?

persoonsvorm

onderwerp

Wat is een werkwoord?

Hoe vind je de pv?

Wat is de pv in deze zin?
De fiets stond midden op straat geparkeerd.

1. fiets
2. stond
3. straat
4. geparkeerd

De PV is altijd een werkwoord.

1. Juist
2. Onjuist

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Wat is het onderwerp in deze zin?
De fiets stond midden op straat geparkeerd.

1. De fiets
2. fiets
3. op straat
4. midden op straat

Nieuw zinsdeel: 

het werkwoordelijk gezegde (WG)

 

Het WG = alle werkwoorden in een zin

Die bloemen hebben een week voor het raam gestaan.

WG = hebben + gestaan

LET OP:

De PV is altijd een werkwoord

De PV hoort dus ook bij het gezegde

Dit weekend wil ik mijn verjaardag vieren.

PV = wil

WG = wil vieren

Wat is het wg in deze zin?
De fiets stond midden op straat geparkeerd.

1. fiets
2. stond
3. geparkeerd
4. stond geparkeerd

Wat is het wg in deze zin?
Ik moet van mijn moeder mijn kamer gaan opruimen.

1. moet
2. moet opruimen
3. moet gaan
4. moet gaan opruimen

Wat is het wg in deze zin?
Tijdens de vakantie belde de postbode bij de buren aan.

OPDRACHT

Maak opdracht 1 op blz. 106

OPDRACHT

1. Bedenk zelf een zin

2. Schrijf deze zin op

3. Wissel je blaadje met je buurman

4. Noteer de pv, het ow en het wg

5. Controleer samen of het antwoord klopt

Even herhalen...

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Wat is het WG in de zin:
Ik heb vandaag geholpen.

Wat is het WG in de zin:
Ik ben vandaag komen lopen.

Wat is de PV in de zin:
Ik wilde afgelopen zaterdag gaan shoppen.

1. wilde
2. gaan
3. Ik
4. wilde gaan shoppen

Wat is het WG in de zin:
Ik wilde afgelopen zaterdag gaan shoppen.

1. wilde
2. gaan
3. wilde shoppen
4. wilde gaan shoppen

Wat is het OW in de zin:
Vanochtend hebben twee leerlingen gezongen voor de docent.

1. hebben
2. twee leerlingen
3. de docent
4. voor de docent

OPDRACHT

Maak nu opdracht 3 op blz. 107

OPDRACHT

Maak nu opdracht 4 (blz. 107) in tweetallen:

- noteer het gezegde uit zin 1

- wissel je schrift met je buurman

- onderstreep de pv

- controleer samen het antwoord

- doe bovenstaande ook met de overige zinnen

Hoe vond je het gaan?

1. ik denk dat ik het helemaal begrijp.
2. ik vond het goed gaan, maar vind het wel moeilijk.
3. ik vind het moeilijk en heb meer oefening nodig
4. ik begrijp er nog niet zo veel van.