Spelling les 1 - herhaling

Herhaling spellingsregels
7-12-2021
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling spellingsregels
7-12-2021

Slide 1 - Diapositive

Het belang van spelling
Nood weer zorgt voor schorpioenen invasie in Egypte: ruim vijf honderd gewonden door steken

Een horror weekend in de zuidelijke provincie Aswan in Egypte. De hevige regen val dreef velen schorpioenen uit hun schuil plaatsen. Ruim vijf honderd mensen raakten gewond na prikken van de beestjes. Daar ren je toch zsm vandaan! 


Slide 2 - Diapositive

Het belang van spelling
Nood weer zorgt voor schorpioenen invasie in Egypte: ruim vijf honderd gewonden door steken

Een horror weekend in de zuidelijke provincie Aswan in Egypte. De hevige regen val dreef velen schorpioenen uit hun schuil plaatsen. Ruim vijf honderd mensen raakten gewond na prikken van de beestjes. Daar wil je toch zsm weg! 


Slide 3 - Diapositive

Spellingsregels
1. Aaneenschrijven
2. Afbreekteken en lettergrepen
3. Afkortingen
4. Algemene regels voor korte en lange klanken 
5. Alle of allen, beide of beiden? 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Aaneenschrijven
Samengestelde werkwoorden
Rekeningrijden, pianospelen
Samengestelde zelfstandige naamwoorden
Vrijetijdskleding, koffiezetapparaat
Samengestelde bijvoeglijke naamwoorden
hoogopgeleid, bloeddrukverlagend
woorden met er, hier, daar en waar
eruit, hiermee, daaromheen
Getallen in letters tot en met duizend
Let op: na duizend zet je een spatie. 
tweeëntwintig, driehondervijftig
vierduizend twee 
drie miljoen 

Slide 7 - Diapositive

Wat is geen samengesteld werkwoord?
A
hardlopen
B
kwijtmaken
C
verkeersboete
D
rondkomen

Slide 8 - Quiz

Geef twee voorbeelden van een samengesteld zelfstandig naamwoord (zoals: linnenkast)

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf de volgend getallen uit:
101
6028
2.700.000

Slide 10 - Question ouverte

Spellingsregels
1. Aaneenschrijven
2. Afbreekteken en lettergrepen
3. Afkortingen
4. Algemene regels voor korte en lange klanken 
5. Alle of allen, beide of beiden? 

Slide 11 - Diapositive

Zet streepjes tussen de lettergrepen:
Bijvoorbeeld: automaat = au-to-maat
Zekerheid
Kast
Eigeel
Akkerbouw

Slide 12 - Question ouverte

Spellingsregels
Als een woord niet meer helemaal op de regel past, kun je het afbreken na een lettergreep> Zij is verliefd op de buur-jongen 
Let op:
Niet afbreken na een lettergreep die uit maar één letter bestaat> alarm-in-stal-la-tie (niet a-larm)
Kijk bij twijfel in een (elektronisch) woordenboek 

Slide 13 - Diapositive

Dus op welke plekken kun je het volgende woord afbreken?
Vogelverschrikker

Slide 14 - Question ouverte

Waar staat het afbreekteken correct?
A
a-li-nea
B
ali-nea
C
alin-ea
D
ali-ne-a

Slide 15 - Quiz

Spellingsregels
1. Aaneenschrijven
2. Afbreekteken en lettergrepen
3. Afkortingen
4. Algemene regels voor korte en lange klanken 
5. Alle of allen, beide of beiden? 

Slide 16 - Diapositive

Geef eens een voorbeeld van een afkorting, zoals: bijv. en cm

Slide 17 - Question ouverte

Afkortingen
1. met één of meer punten: blz., bv. of bijv., mr., a.u.b.
2. met één of meer punten en hoofdletters: H.K.H.
3. Zonder punten en met kleine letter(s): cm, pc, btw
4. Zonder punten en met hoofdletter(s): NB, AOW

Slide 18 - Diapositive

Iets duidelijker:
schrijf afkortingen met kleine letters (cao, hbo, ggz), behalve als het om namen gaat (ANWB, VVD);

gebruik geen punten in afkortingen als je ze letter voor letter uitspreekt (dus: tv en btw; je zegt immers ‘tee-vee’ en ‘bee-tee-wee’);

gebruik wel punten als je de afkorting uitspreekt alsof het hele woord er staat (dus enz. en m.u.v.; je zegt immers ‘enzovoort’ en ‘met uitzondering van’).

Slide 19 - Diapositive

Kort af:
dat wil zeggen
A
dwz
B
d.w.z.
C
DWZ
D
D.W.Z.

Slide 20 - Quiz

Kort af:
Socialistische Partij
A
s.p.
B
S.P.
C
sp
D
SP

Slide 21 - Quiz

Spellingsregels
1. Aaneenschrijven
2. Afbreekteken en lettergrepen
3. Afkortingen
4. Algemene regels voor korte en lange klanken 
5. Alle of allen, beide of beiden? 

Slide 22 - Diapositive

Alle of allen, beide of beiden
Wie kent deze regel al? 

Slide 23 - Diapositive

Alle of allen, beide of beiden?
Vb. alle(n), beide(n), dezelfde(n), weinige(n) en vele(n)

1. bij bijvoeglijk gebruikt schrijf je geen -n.


2. bij zelfstandig gebruik én als het om personen gaat schrijf je een -n. 

Slide 24 - Diapositive

Alle of allen, beide of beiden?
Vb. alle(n), beide(n), dezelfde(n), weinige(n) en vele(n)

1. bij bijvoeglijk gebruikt schrijf je geen -n.
- Vele mensen kwamen op het festival af. 

2. bij zelfstandig gebruik én als het om personen gaat schrijf je een -n. 
- Van de leerlingen in mavo 3 zijn velen goed in spelling. 
- De brieven zijn alle verloren gegaan. 

Slide 25 - Diapositive

Klopt deze zin?
Van de ouders waren enkelen niet komen opdagen.

A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quiz

De auto's stonden allen te stralen op het plein.
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quiz

Koeien, paarden, schapen en geiten, ... graseters, hebben een wei nodig.

Moet alle of allen op de puntjes staan? Leg kort uit.

Slide 28 - Question ouverte

Theorie spelling
Lees de theorie nog eens goed door! 

Slide 29 - Diapositive

Hebben jullie nog tips voor de volgende lessen?

Slide 30 - Question ouverte