Google Meet Havo 2 15-05

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

SPREEKUUR

Camera 

en microfoon 

aan !!!!

Google classroom

Upload een foto van je activity book ! p. 38-42

(ex. 16-17-18-20-21-22)

Vrijdag 15 mei

 voor 16u !!!!

Don't forget !

- slim stampen  

stone 17

vocab G + H

- project !

=> classroom

 20/05

Candy test (without candy) A-B-C-D-G-H

vertegenwoordigen

town house

afgelegen

corridor

sollicitatiegesprek

back and forth

Past Simple of To Be

Wanneer?

Om te praten over de verleden tijd met het werkwoord 'zijn'

Hoe positief?

Ik was = I was

Jij was / Jullie waren = you were

Hij was = he was

Zij was = she was

Het was = it was

Wij waren = we were

zij waren = they were

Hoe vragend?

Was ik? = Was I?

Was jij / waren jullie? = Were you?

Was hij = Was he?

Was zij = Was she?

Was het = Was it?

Waren wij = Were we?

Waren zij = Were they?

Hoe negatief?

Ik was niet = I was not / I wasn't

Jij was niet / jullie waren niet = You were not / You weren't

Hij was niet = He was not / He wasn't

Zij was niet = She was not / She wasn't

Het was niet = It was not / It wasn't

Wij waren niet = We were not / We weren't

Zij waren niet = They were not / They weren't

You ___ at home yesterday.

1. were
2. was
3. are
4. is

Fouten om op te letten

Jij was = you were (niet was)

Were = waren

Where = Waar

He ___ on holiday last week.

1. were
2. was
3. are
4. is

I ___ a good dancer ten years ago.

1. were
2. was
3. are
4. am

They ___ in Scotland yesterday.

1. were
2. was
3. are
4. is

Change the sentences from positive to negative

Gebruik geen afkortingen ( ' )

The boy was at home yesterday.

My friends were at a festival last week.

Change the sentences to questions

John was a fan of playing the violin.

Their parents were on holiday for an entire month.

Questions 

Zijn er nog vragen ?