Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Wat maken we?
Slide 1 - Diapositive
Maken: opdracht 1 blz. 8
timer
1:00
Slide 2 - Diapositive
Koeien melken gebeurde vroeger met de hand. Tegenwoordig worden koeien met een machine gemolken. Melk is de grondstof voor boter, kaas maar ook voor joghurt en vla.
In de melkfabriek wordt de melk bewerkt. De melk wordt gepasteuriseerd. Schadelijke bacteriën in melk worden vernietigd door de melk kort te verhitten.
De kaas dobbert door een zoutbad op weg naar de plaats waar ze moeten rijpen.
Slide 3 - Diapositive
Wat is een agrarisch bedrijf?
A
een bedrijf waar groenten, granen, planten worden gekweekt of vee wordt gehouden
B
een bedrijf waar groenten, granen, planten en vee worden verwerkt tot een product
C
een bedrijf dat groenten, granen, planten of veeproducten verkoopt
D
een bedrijf dat voedselproducten maakt.
Slide 4 - Quiz
Wat is een grondstof?
A
een stof die uit de natuur komt
B
een stof die uit de grond komt.
C
een stof die gebruikt wordt om een product te maken.
D
een stof om iets in de grondverf te zetten.
Slide 5 - Quiz
Zoek een voorbeeld van een grondstof.
Slide 6 - Question ouverte
Maken: opdrachten 2 en 3 blz. 8 en 9
timer
1:00
Slide 7 - Diapositive
Bedrijfskolom
Slide 8 - Diapositive
Maken: opdrachten 4 en 5 blz. 9
timer
1:00
Slide 9 - Diapositive
De productieweg van het brood begint bij de boer die het graan verbouwt. Voor 200 kg graan krijgt een boer 20 euro.
Het graan wordt doorverkocht aan een bedrijf dat zich gespecialiseerd heeft in de productie van meel uit graan. De verwerking van 200 kg graan tot 150 kg meel kost 30 euro.
In een broodfabriek wordt het meel verwerkt tot broden. Van 150 kg meel kunnen 188 broden gemaakt worden. Het maken van deze broden kost 100 euro.
Als laatste stap in de productieweg koopt de supermarkt de broden om ze door te verkopen aan de consument. De supermarkt wil ook nog iets aan het brood verdienen en vraagt voor 188 broden in totaal 200 euro.
Toegevoegde waarde
Slide 10 - Diapositive
Maken: opdrachten 6 en 7 blz. 8 t/m 10
Slide 11 - Diapositive
Hoeveel kost één brood in de supermarkt?
Slide 12 - Question ouverte
Wat is een agrarisch bedrijf?
A
een bedrijf waar groenten, granen, planten worden gekweekt of vee wordt gehouden
B
een bedrijf waar groenten, granen, planten en vee worden verwerkt tot een product
C
een bedrijf dat groenten, granen, planten of veeproducten verkoopt
D
een bedrijf dat voedselproducten maakt.
Slide 13 - Quiz
Wat is een grondstof?
A
een stof die uit de natuur komt
B
een stof die uit de grond komt.
C
een stof die gebruikt wordt om een product te maken.
D
een stof om iets in de grondverf te zetten.
Slide 14 - Quiz
Zoek een voorbeeld van een grondstof.
Slide 15 - Question ouverte
Maak de juiste bedrijfskolom.
Meelveebedrijf
Transportbedrijf
Kaasfabriek
Winkel
Slide 16 - Question de remorquage
Slide 17 - Diapositive
Wat is een voorbeeld van de productiefactor natuur?
A
Een grondstof.
B
Een maaimachine.
C
Een boerenschuur.
D
Een boerenknecht.
Slide 18 - Quiz
Geef een voorbeeld van de productiefactor kapitaal.
Slide 19 - Carte mentale
Maken: opdr. 8 - 9 - 10 - 12
blz. 10-11
ga voor opdr. 9 naar blz. 41
Slide 20 - Diapositive
Brutoloon
Inhoudingen
Nettoloon
2000
pensioen
150
WW
150
WIA
80
AOW
150
Totaal
530
1470
Slide 21 - Diapositive
Maken: opdr. 13-14-15
blz. 12
Heb je alle opdrachten af dan ga je de opdrachten 11-16-17+ maken, heb je die af dan ga je aan de slag met 1-2-3 blz. 38