Grammar recap: word order/adverbs of frequence/ present perfect en past simple
English class
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
English class
Slide 1 - Diapositive
Recap: Woordvolgorde
Een zin is in het Engels, bijna altijd het zelfde:
Onderwerp (wie doet het: I/we/Peter/the cat)
Alle werkwoorden achter elkaar (de acties: are going to stay)
Lijdend voorwerp (wie of wat wordt iets mee gedaan)
Plaats (vaak aangegeven met: at)
Tijd (vaak aangegeven met: on)
Remember: Plaats komt voor tijd. (Pvt zoals in het Alfabet)
Voorbeeldzin: We have English class in room 203 at the moment.
Slide 2 - Diapositive
Zet in de juiste volgorde: coffee/I/sugar/in/take/my.
Slide 3 - Question ouverte
Zet in de juiste volgorde: Monday/the/listen/radio/on/we/to.
Slide 4 - Question ouverte
Zet in de juiste volgorde: have/match/we/a/Sunday/football/every.
Slide 5 - Question ouverte
Recap: Bijwoorden van Frequentie
Bijwoorden van frequentie zijn woorden die aangeven hoe vaak iets gebeurt.
Vb. always, never, usually, often, sometimes, rarely, never
Bijwoorden van frequentie staan voor het werkwoord.
Vb. I always get nervous before a concert.
Vb. I never feel relaxed before an important match.
Let op! Als je am / are / is / was / were ziet dan staat het bijwoord van frequentie achter het werkwoord
Vb. I am often busy with my hobbies.
Vb. Louise was never nervous about going on stage.
Slide 6 - Diapositive
Zet in de juiste volgorde: and Max/always/are/at/Puck/Friday/on/the Zoo.
Slide 7 - Question ouverte
Zet in de juiste volgorde: a/they/book/read/sometimes.
Slide 8 - Question ouverte
Zet in de juiste volgorde: friendly/very/Tom/usually/is.
Slide 9 - Question ouverte
Recap: Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets in het verleden gebeurd en afgerond is.
Vorm - Regelmatig werkwoord: ww + ed --> walked, talked, visited - Onregelmatig werkwoord: (2e rijtje) --> go – went, see – saw, do – did , write - wrote
Signaalwoorden: yesterday, last year, a week ago, in 1995, this morning.
Voorbeeldzin:
I walked to school this morning.
I saw Martha yesterday.
I visited New York a year ago.
Slide 10 - Diapositive
Past Simple
Vul de juiste vorm van de Past Simple in.
Slide 11 - Diapositive
Lois _________ (cry) at two o'clock
Slide 12 - Question ouverte
They _________ (buy) a new dress, last week.
Slide 13 - Question ouverte
Recap: Past Continuous
Je gebruikt de Past Continuous om aan te tonen dat iets een tijdje in het verleden is gebeurd.
Vorm - (I/He/She/It) was + ww+ing: was eating, was working, was doing - (You/They/We) were + ww+ing: were eating, were working
Signaalwoorden: while, at that moment, when (toen), for a while
Voorbeeldzinnen:
You were rowing to the shore, when it started to rain.
Adil was doing his paper round, while he listened to music.
Slide 14 - Diapositive
Past Continuous
Vul de juiste vorm van de Past Continuous in.
Slide 15 - Diapositive
Tom _________ (eat) at three o' clock.
Slide 16 - Question ouverte
We _________ (dance) at the disco.
Slide 17 - Question ouverte
Past Simple
korte actie
een werkwoord (+ed)
Past Continuous
lange actie
twee werkwoorden
Je gebruikt de Past Continuous ook als in het verleden twee dingen tegelijkertijd gebeuren. Iets is al bezig, terwijl er iets anders gebeurt. Iets dat bezig is: Past Continuous, iets dat daarna gebeurt: Past Simple.
Je kunt ook zeggen dat, de 'korte actie' de Past Simple is en de lange actie de Past Continuous.
Voorbeeldzinnen
I was waiting for the bus, when it started to rain.
They were playing basketball when I saw them.
Slide 18 - Diapositive
Past Simple & Past Continuous
Vul de juiste vorm in van de Past Simple en de Past Continuous.
Slide 19 - Diapositive
They _________ (buy) a new dress, when it _______(start) to rain.
Slide 20 - Question ouverte
Lois _________ (cry) at two o'clock, while the phone_______(ring).
Slide 21 - Question ouverte
We _________ (learn) about the past continuous, when the lesson ______ (be) over.