18-3 jaar 3

18-3 jaar 3
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

18-3 jaar 3

Slide 1 - Diapositive

WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands!

Slide 2 - Diapositive

Programma
-Lezen 15 minuten

-homoniemen (woordenschat hoofdstuk 4)

-Literatuuropdracht:
keuze uit:
-boekverslag
-podcast




Slide 3 - Diapositive

Na deze les...
...heb ik een kwartier gelezen.
...weet ik wat een homoniem is.
...weet ik of ik een Podcast ga maken of een boekverslag.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

timer
15:00

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Programma
-Lezen 15 minuten 


-homoniemen (woordenschat hoofdstuk 4)

-Literatuuropdracht:
keuze uit:
-boekverslag
-podcast





Slide 8 - Diapositive

Programma
Toets Lezen                                                 en

-Hoofdzaken en hoofdgedachte
-Tekstdoel en publiek
-Verbanden en signaalwoorden 1
-Verbanden en signaalwoorden 2
-Mening argument en conclusie
-Lay-out van een tekst


Woordenschat

-De betekenis van een onbekend woord vinden.
-Officieel taalgebruik
-Figuurlijk taalgebruik
-Woorden met meerdere betekenissen
-overdrijving en ironie
-begrijpen wat er staat

Slide 9 - Diapositive

Woordenschat H4 - Woorden met meerdere betekenissen.

Slide 10 - Diapositive

Video 
Nieuw Nederlands

Slide 11 - Diapositive

Homoniemen
-Woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar ze hebben een verschillende betekenis

Bijvoorbeeld bank (om op te zitten) en bank (als geldinstelling).

Slide 12 - Diapositive

Homoniem
De juryleden prijzen de winnaar. Ze vinden het vooral knap dat hij het lied zelf geschreven heeft.

 
Prijzen is hier niet het meervoud van prijs (hoeveel iets kost of iets wat je kunt winnen).
Prijzen is hier een werkwoord dat betekent: zeggen dat iemand of iets heel goed is.

Slide 13 - Diapositive

Woorden met meerdere betekenissen

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen (homoniemen). Daardoor kun je in de war raken.


Lees de tekst goed, want vaak kun je aan de rest van de tekst opmaken welke betekenis wordt bedoeld.

Slide 14 - Diapositive

Woorden met meerdere betekenissen

Slide 15 - Diapositive

Welk homoniem past in de zin?

Het geld dat ik in de vakantie verdiend heb, heb ik vandaag op mijn bankrekening gestort.

______
A
gedumpt
B
gezet

Slide 16 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De getuige kon bevestigen dat hij de verdachte die avond had gezien.

_________
A
zeggen dat het klopt
B
vastmaken

Slide 17 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Hij wilde het huurcontract opzeggen, omdat hij het geld niet meer kon opbrengen.

_________
A
einde maken aan een afspraak
B
iets uit je hoofd opzeggen

Slide 18 - Quiz

Welk woord past hier bij?

zitmeubel - geldinstelling

Slide 19 - Question ouverte

Welk woord past hier bij?

koning - vrieskou

Slide 20 - Question ouverte

Welk woord past hier bij?

metaal - iemand die iets koopt

Slide 21 - Question ouverte

Welk woord past hier bij?

hoofdsteun - zoenen

Slide 22 - Question ouverte

Welk woord past hier bij?

een examen niet halen - vallen, dalen

Slide 23 - Question ouverte

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
Zo voegen of schikken als je dat wenst.
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
Het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 24 - Quiz



Bekijk dit fragment uit het

Van Dale-woordenboek

Slide 25 - Diapositive

Wat betekent:
'Moet ik alweer stofzuigen? Daar pas ik voor!', zei Silke boos.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 26 - Quiz

Wat betekent:
Het is jouw beurt, ik laat mijn beurt voorbij gaan, dus ik pas.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 27 - Quiz

Wat betekent:
'Johan, pass de bal naar Willen', riep de coach vanaf de zijlijn.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
de vereiste maat hebben
C
niet buiten het kader vallen
D
een bal spelen naar een teamgenoot

Slide 28 - Quiz

Wat betekent:
Dit dopje past niet op de fles.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 29 - Quiz

Wat betekent:
De toekomstige bruidegom past zijn trouwpak in de paskamer.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 30 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De kas van de tuinvereniging 'Voor ons genoegen' is verdwenen.

___
A
gebouw van glas waar groente en fruit worden gekweekt
B
plaats waar geld bewaard wordt

Slide 31 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Wij zijn geschrokken van de uitspraak van de rechter, die was zwaarder dan verwacht.

_________
A
manier van spreken
B
oordeel van een rechtbank

Slide 32 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Ruim vijftig deelnemers deden mee aan de minitriatlon.

______
A
met voldoende inhoud
B
meer dan

Slide 33 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De douane neemt bij een controle veel pillen in.

______
__
A
neemt in bezit
B
gebruikt

Slide 34 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

De raad heeft besloten om de snelweg door het natuurgebied niet aan te leggen.

_____
A
advies geven
B
groep mensen die leiding geeft

Slide 35 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Erik heeft een gemene streek uitgehaald; zijn zusje is erg geschrokken.

______
A
gebied
B
daad waarover je boos bent

Slide 36 - Quiz

Welk homoniem past in de zin?

Als je bladluizen op een plant met een oplossing van warm water en groene zeep besproeit, verdwijnen ze snel.

_________
A
antwoord op een vraag
B
mengsel van twee of meer stoffen

Slide 37 - Quiz

Ik weet wat een homoniem is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage

Opdracht
Maken:
bladzijde 102, 103
Opdracht 2, 3, 4, 5, 6, 7

Slide 39 - Diapositive

Programma
-Lezen 15 minuten 


--homoniemen (woordenschat hoofdstuk 4)

-Literatuuropdracht:
keuze uit:
-boekverslag
-podcast




Slide 40 - Diapositive

Na deze les...
...heb ik een kwartier gelezen.
...weet ik wat een homoniem is.
...weet ik of ik een Podcast ga maken of een boekverslag.

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive