6.4 Nog meer produceren?

6.4 Nog meer produceren?
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

6.4 Nog meer produceren?

Slide 1 - Diapositive

Herhaling lesdoelen
6.3 Winst of verlies?

Slide 2 - Diapositive

Welke btw-tarieven zijn er?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen een verkoopprijs en een consumentenprijs?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is btw en waarom is btw een indirecte belasting?

Slide 5 - Question ouverte

Een tablet kost € 650,- inclusief 21% BTW.
Bereken de BTW

Slide 6 - Question ouverte

Hoe bereken je Brutowinst?

Slide 7 - Question ouverte

Brutowinst: €4.000
Bedrijfskosten €3.450
Bereken de nettowinst:

Slide 8 - Question ouverte

Lesdoelen Paragraaf 6.4
  1. Wat hebben de termen productiecapaciteit, onderbezetting en overbezetting met elkaar te maken?
  2. Wat is arbeidsproductiviteit en hoe kan een bedrijf dit verbeteren?
  3. Maatschappelijke opbrengsten en maatschappelijk verantwoord ondernemen in verband brengen.
  4. Hoe de arbeidsproductiviteit berekend wordt.

Slide 9 - Diapositive

Productiecapaciteit
Productiecapaciteit = de maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken.

De productiecapaciteit wordt bepaald door:
  1. het aantal mensen dat bij het bedrijf werkt.
  2. het aantal uren dat zij werken.
  3. de machines (kapitaalgoederen) die worden gebruikt.


Slide 10 - Diapositive

Onderbezetting of overbezetting productiecapaciteit



  • onderbezetting -> er wordt minder geproduceerd, dan er maximaal geproduceerd kan worden
  • overbezetting -> er is productiecapaciteit te kort om aan de vraag te kunnen voorzien

Slide 11 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit


  • hogere arbeidsproductiviteit betekent lagere loonkosten per product
de productie per werknemer in een bepaalde tijd
arbeidsproductiviteit per periode = 
totale productie per periode
aantal werknemers

Slide 12 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit

Slide 13 - Diapositive

Toename arbeidsproductiviteit
- Technologische ontwikkelingen
- Specialisatie of arbeidsverdeling
- Scholing
- Prestatieloon
Verbeteren arbeidsomstandigheden/sfeer

Slide 14 - Diapositive

Maatschappelijke opbrengsten
Meer productie
=
meer banen
=
meer inkomen
=
meer welvaart

Slide 15 - Diapositive

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Bespreken opgaven 9 - blz. 171
a) Afzet
b) Stadsfiets 43 % = 399.040 fietsen
    1% = 9.280 fietsen (399.040 ÷ 43 = 9.280)
    Totaal 100 % = 928.000 fietsen
c) 399.040 ÷ 43 × 29 = 269.120 fietsen
d) De elektrische fietsen. Die worden steeds meer verkocht in
plaats van stadsfietsen.

Slide 18 - Diapositive

Bespreken opgaven 5 - blz. 173:
a) 300 ÷ 400 × 100% = 75%
b) Minder klanten betekent minder omzet. De variabele kosten blijven per klant gelijk. Maar de vaste bedrijfskosten (huur, lonen, verzekeringen) gaan gewoon door. Dat betekent minder winst.

Slide 19 - Diapositive

Bespreken opgaven 8 - blz. 174 
a) De arbeidsproductiviteit per uur is 1.200 T-shirts ÷ 8 = 150 T-shirts.
b) Per dag 19.200 T-shirts ÷ 12 personen = 1.600 T-shirts per persoon. Dat is per uur: 1.600 ÷ 8 = 200 T-shirts.
c) Als de productie per persoon hoger is, zijn de personeelskosten per product lager.

Slide 20 - Diapositive

Bespreken opgaven 9 - blz. 174
a) 80 ÷ 2 × 40 = 1.600 uur
     80 ÷ 2 × 0,6 × 40 = 960 uur
     Samen is dat 1.600 + 960 = 2.560 uur.
 b) 60.000.000 ÷ 2.560 = 23.437,5 liter per persoon per uur.
 c) Door deze verandering zal de arbeidsproductiviteit
  - per week: gelijk blijven.
  - per uur: toenemen.

Slide 21 - Diapositive

Maken en leren:
  1. Paragraaf 6.4 afronden
  2. Herhalingsopgaven 6.1 - 6.4 maken
  3. Starten met rekenen

Slide 22 - Diapositive