03 - 2

Ὁ θεος ... οὐκ ἐχει.
Wat ontbreekt in de zin?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
lidwoord
1 / 12
suivant
Slide 1: Quiz
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Ὁ θεος ... οὐκ ἐχει.
Wat ontbreekt in de zin?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
lidwoord

Slide 1 - Quiz

μαχαι
χωρας
θεοι
δουλος
δουλον
δουλους
μαχη
χωραν
nominativus 
accusativus 

Slide 2 - Question de remorquage

τον
αἱ
τους
την
οἱ
τας
nominativus 
accusativus 

Slide 3 - Question de remorquage

Ὁ Οὐρανὸς τὴν Γαῖαν καλεῖ

A
Ouranos roept Gaia
B
Gaia roept Ouranos

Slide 4 - Quiz

Τὸν Κρόνον ἡ Γαια καλεῖ
A
Kronos roept Gaia
B
Gaia roept Kronos

Slide 5 - Quiz

Καλεῖ τòν Κρόνον ὁ Ουρανός
A
Kronos roept Ouranos
B
Ouranos roept Kronos
C
Roept Kronos Ouranos?

Slide 6 - Quiz

Ὁ Κρόνος καλεῖ τὸν Οὐρανον καὶ τὴν Γαῖαν
A
Kronos roept Ouranos en Gaia
B
Ouranos roept Kronos en Gaia
C
Gaia roept Ouranos en Kronos
D
Kronos en Ouranos roepen Gaia

Slide 7 - Quiz

Τὸ θηρίον εἰς τὴν μάχην βαίνει
Benoem en verklaar de naamval van τὸ θηρίον
A
NOM > naamwoordelijk deel
B
NOM > onderwerp
C
ACC > lijdend voorwerp
D
ACC > na voorzetsel

Slide 8 - Quiz

Ὁ δοῦλος εἰς τὸν θεὸν φεύγει
Benoem en verklaar de naamval van τὸν θεὸν
A
NOM > naamwoordelijk deel
B
NOM > onderwerp
C
ACC > lijdend voorwerp
D
ACC > na voorzetsel

Slide 9 - Quiz

Ὁ δεσπότης οὐκ δοῦλος ἐστιν
Benoem en verklaar de naamval van δοῦλος
A
NOM > naamwoordelijk deel
B
NOM > onderwerp
C
ACC > lijdend voorwerp
D
ACC > na voorzetsel

Slide 10 - Quiz

ἡ θάλαττα
A
gaat als ἡ μάχη
B
heeft een eigen verbuiging
C
gaat als ἡ χώρα
D
gaat als ὁ δοῦλος

Slide 11 - Quiz

.........βαίνουσιν εἰς Μυκήνας
Wat past er op de plaats van de puntjes?

A
ὁ ἄνθρωπος
B
τοὺς ἀνθρώπους
C
οἱ ἄνθρωποι
D
τὸν ἄνθρωπον

Slide 12 - Quiz