Grieks accusativus en nominativus

1 Ὁ θεος ... οὐκ ἐχει.
Wat ontbreekt in de zin?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
lidwoord
1 / 15
suivant
Slide 1: Quiz
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

1 Ὁ θεος ... οὐκ ἐχει.
Wat ontbreekt in de zin?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
lidwoord

Slide 1 - Quiz

Welke naamval dient voor het lijdend voorwerp (LV)?
A
nom.
B
acc.

Slide 2 - Quiz

μαχαι
χωρας
θεοι
δουλος
δουλον
δουλους
μαχη
χωραν
nominativus 
accusativus 

Slide 3 - Question de remorquage

τον
αἱ
τους
την
οἱ
τας
nominativus 
accusativus 

Slide 4 - Question de remorquage

Wat is de juiste vertaling:
Ὁ Οὐρανὸς τὴν Γαῖαν καλεῖ

A
Ouranos roept Gaia
B
Gaia roept Ouranos
C
Wat staat er eigenlijk? ik kan de letters nog niet lezen

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste vertaling
Τὸν Κρόνον ἡ Γαια καλεῖ
A
Kronos roept Gaia
B
Gaia roept Kronos

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste vertaling:
Καλεῖ τòν Κρόνον ὁ Ουρανός
A
Kronos roept Ouranos
B
Ouranos roept Kronos
C
Roept Kronos Ouranos?

Slide 7 - Quiz

Ὁ Κρόνος καλεῖ τὸν Οὐρανον καὶ τὴν Γαῖαν
A
Kronos roept Ouranos en Gaia
B
Ouranos roept Kronos en Gaia
C
Gaia roept Ouranos en Kronos
D
Kronos en Ouranos roepen Gaia

Slide 8 - Quiz

werkwoord Grieks

Slide 9 - Carte mentale

Ergon 16 p. 95 antwoorden bij zin 1

Slide 10 - Question ouverte

ergon 16 p. 95 zin 2

Slide 11 - Question ouverte

ergon 16 p. 95 zin 3

Slide 12 - Question ouverte

ergon 16 p. 95 zin 4

Slide 13 - Question ouverte

ergon 16 p. 95 zin 5

Slide 14 - Question ouverte

ergon 16 p. 95 zin 6

Slide 15 - Question ouverte