Leestekens

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Je herhaalt in deze les het gebruik van leestekens, hoofdletters en afbreek-streepjes.
Is jouw kennis hiervan
goed, voldoende of onvoldoende?

Zet het afbreekstreepje op de juiste plek.
Voorbeeld: pret-park
Plaats het afbreekstreepje(s) bij: stadspark

koprol

buiging

ontbreken

kachel

dikke

bruiloft

hangen

stellen

poncho

In welke zin staan de leestekens
op de juiste plek?

1. Kun je even hier komen, vroeg de leraar?
2. Kun je even hier komen? 'vroeg de leraar'.
3. 'Kun je even hier komen?' vroeg de leraar.
4. 'Kun je even hier komen', vroeg de leraar?

In welke zin staan de leestekens
op de juiste plek?

1. Weet jij hoe je een appeltaart bakt.
2. Weet jij hoe je een appeltaart bakt?
3. weet jij hoe je een appeltaart bakt?
4. Weet jij hoe je een appeltaart bakt!

In welke zin staan de leestekens
op de juiste plek?

1. Hij heeft drie lievelingsmaaltijden, lasagne, macaroni en boerenkool.
2. Hij heeft drie lievelingsmaaltijden: lasagne macaroni en boerenkool.
3. Hij heeft drie lievelingsmaaltijden; lasagne, macaroni en boerenkool.
4. Hij heeft drie lievelingsmaaltijden: lasagne, macaroni en boerenkool.

In welke zin staan de leestekens
op de juiste plek?

1. Mijn moeder roept: 'Wat een puinhoop is het hier!'
2. Mijn moeder roept wat een puinhoop is het hier!
3. Mijn moeder roept: Wat een puinhoop is het hier!
4. Mijn moeder roept: 'Wat een puinhoop is het hier.'

In welke zin staan de leestekens
op de juiste plek?

1. Ilse is ziek want ze heeft keelontsteking.
2. Ilse, is ziek want ze heeft keelontsteking.
3. Ilse is ziek, want ze heeft keelontsteking.
4. Ilse is ziek want, ze heeft keelontsteking.

Zet de hoofdletters en leestekens op de juiste plek:

sam zegt we moeten meteen naar de studio gaan

bert vraagt wie gaat er mee een ijsje halen

ik heb pijn aan mijn buik klaagt ron