BS3: Monohybride kruisingen

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Diapositive

H3: 
Genetica
BS 3: 
Monohybride kruisingen

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt van een monohybride kruising een kruisingschema opstellen.
  2. Je kunt de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen bij een monohybride kruising afleideing uit een kruisingsschema of stamboom.

Slide 3 - Diapositive

Gregor Mendel (1822-1884)

Slide 4 - Diapositive

Erfelijkheidswetten van Mendel
                 :

Slide 5 - Diapositive

Erfelijkheidswetten van Mendel
                 :

Slide 6 - Diapositive

De erwtjes van Mendel
 Twee varianten in kleur:
- Geel
- Groen
Kruisen van ouders met verschillende fenotypen en observeren van fenotypen in de nakomelingen.
P (Parentes) = ouder generatie
F1 (Filii) = 1e generatie nakomelingen
F2 (Filii) = 2e generatie nakomelingen
enzovoorts

Slide 7 - Diapositive

Kruisingsvraagstukken
Vraagstuk:
  1. Wat zijn de genotypen van de ouders? Geef deze weer in een kruising.
  2. Welke allelen kunnen de geslachtscellen van de ouders bevatten? 
  3. Welke mogelijkheiden bestaan er voor de versmelting van een zaadcel met een eicel? (evt kruisingsschema)
  4. Stel een kruisingsschema op voor een kruising van twee individuen uit de F1 generatie
Inleiding:
Een hond homozygoot voor lang haar kruist met een hond homozygoot voor kort haar. Het allel voor lang haar is dominant over het allel voor kort haar.

Slide 8 - Diapositive

Frequenties in kruisingsschema's

Frequenties in genotypen of fenotypen van de nakomelingen is aan te geven met 

verhoudingen 1:2:1
en/of 
percentages 25% : 50% : 25%

Slide 9 - Diapositive

Verhoudingen in kruisingsschema's
1. Wat is de verhouding van genotypen in de F2? 
  • AA : Aa : aa = 1 : 2 : 1

2. Wat is de verhouding van fenotypen in de F2?
AA & Aa = langharig , aa = kortharig dus
  • Langharig : kortharig = 3 : 1

Slide 10 - Diapositive

Percentages (of kansen) in kruisingsschema's
1. Wat is de kans op Aa (genotype) in de F2?
  • Aa =     = 50%

2. Wat is de kans op lang haar (fenotype) in de F2? 
  • Lang haar = AA + Aa = 75%

41+42=43
42

Slide 11 - Diapositive

Genotype
Fenotype
1. Homozyg. dom. x homozyg. dom.
AA x AA = 100% AA
2. Homozyg dom x heterozyg.
AA x Aa = 75% AA en 25% Aa
AA : Aa = 3: 1
3. Homozyg. dom x homozyg. rec.
AA x aa = 100% Aa
4. Heterozyg. x heterozyg.
Aa x Aa = 25% AA en 50% Aa en 25% aa
AA : Aa : aa = 1 : 2 : 1
5. Heterozyg. x homozyg. rec.
Aa x aa = 25% Aa en 75% aa
Aa : aa = 1 : 3
6. Homozyg. rec. x homozyg. rec.
aa x aa = 100% aa
1. Homozyg. dom. x homozyg. dom.
AA x AA = 100% zwart
2. Homozyg dom x heterozyg.
AA x Aa = 100% zwart

3. Homozyg. dom x heterozyg.
AA x aa = 100% zwart
4. Heterozyg. x heterozyg.
Aa x Aa = 75% zwart en 25% wit
zwart : wit = 3 : 1
5. Heterozyg. x homozyg. rec.
Aa x aa = 25% zwart en 75% wit
zwart : wit = 1 : 3
6. Homozyg. rec. x homozyg. rec.
aa x aa = 100% wit
A = zwart
a = wit

Slide 12 - Diapositive

Testkruisingen
Om uit te zoeken of een organisme homozygoot of heterozygoot is: kruisen met homozygoot recessief
Stel het testorganisme is Aa, dan zijn de nakomelingen 50% Aa en 50% aa
Stel het testorganisme is AA, dan zijn alle nakomelingen Aa
a
a
A
Aa
Aa
A
Aa
Aa
a
a
A
Aa
Aa
a
aa
aa

Slide 13 - Diapositive

Stambomen

Slide 14 - Diapositive

Lezen van een stamboom (1)
Een vierkant = man 

Een cirkel = vrouw

Kleur = met of zonder eigenschap 


Slide 15 - Diapositive

Lezen van een stamboom (2)

Informatie over verwantschap wordt aangegeven in de legenda of in de tekst van de opgave.

Slide 16 - Diapositive

Gegevens halen uit een stamboom
Uit een stamboom haal je in de volgende situatie wat dominant is en wat recessief is:
Zoek twee gelijke ouders qua fenotype (uiterlijk). Krijgen zij een kind met een ander fenotype, dan:
  • Hebben de ouders het dominante fenotype 
  • Zijn de ouders allebei heterozygoot (Aa)
  • Heeft het kind  het recessieve fenotype (aa)

Slide 17 - Diapositive

Drager

Als een aandoening recessief overervend is:

Dan heb je de aandoening alleen, als je het geen 2 keer hebt (aa)


Heb je Aa, dan ben je DRAGER, je hebt het gen wel, maar je bent niet ziek.

Als 2 dragers nakomelingen krijgen, dan hebben zij 25% kans op een kind met die aandoening (aa).

NB: er zijn geen dragers bij een dominant overervende aandoening!

Slide 18 - Diapositive

Welke drie conclusies trek je uit deze stamboom?

Slide 19 - Diapositive

Welke drie conclusies trek je uit deze stamboom?
  1. De eigenschap van de ouders is dominant
  2. De beide ouders zijn heterozygoot
  3. Nummer 2 is homozygoot voor de recessieve eigenschap

Slide 20 - Diapositive

Hoe kan je alle genotypes invullen in een stamboom?
(probeer het in te vullen op een kladblaadje)

Slide 21 - Diapositive

Tip 1:  zoek twee ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype

Slide 22 - Diapositive

Tip 1:  zoek twee ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype

Slide 23 - Diapositive

schrijf nu eerst op wat je weet
Donker haar is dominant
Rood  haar is recessief

AA  donker haar, homozygoot
Aa  donker haar, heterozygoot
aa  rood haar, homozygoot

Slide 24 - Diapositive

Tip 2:  Je kunt nu de recessieve eigenschap invullen 
Daar is het genotype aa van

Hans en Karin hebben allebei donker haar, maar hun zoon Stefan heeft rood haar. 
Dit betekent dat:
Hans en Karin heterozygoot zijn.
Donker haar dominant is
Rood haar recessief is

Slide 25 - Diapositive


aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Je hebt te weinig gegevens om te bepalen of het AA is of Aa
Donker haar
Je hebt te weinig gegevens om te bepalen of het AA is of Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Tip 3: Nu kan je stap voor stap de andere genotypes invullen. Soms weet je gewoon niet zeker welk genotype een persoon heeft! 

Slide 26 - Diapositive

Een stamboom maken

  1. stel het fenotype vast.
  2. stel het genotype vast, begin bij degene die een. afwijkend fenotype heeft
  3. Zet de informatie die je hebt over het genotype neer.
  4. Noteer de nodige informatie in een legenda

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Lien

Slide 29 - Vidéo

Aan de slag

Maken:
Havo: 21 t/m 37 
VWO: 19 t/m 36 

Slide 30 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt van een monohybride kruising een kruisingschema opstellen.
  2. Je kunt de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen bij een monohybride kruising afleideing uit een kruisingsschema of stamboom.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive